3 terecht gehypte ****-verhalenbundels van Murakami
1. ‘Blinde wilg, slapende vrouw’
‘Blinde wilg, slapende vrouw’ is een bundel met 23 eerder gepubliceerde verhalen en één tot nu onuitgegeven verhaal van de Japanse schrijver en bewonderaar van het westen, Haruki Murakami. De verhalen variëren van beschrijvend en poëtisch over een beetje weird naar ronduit surrealistisch, zoals dat gaat bij Murakami. Vaak zijn het doodgewone verhalen, soms zelfs tot op het banale af, zoals in ‘Het Spaghetti-jaar’ dat eigenlijk niet veel bevat behalve een man die spaghetti kookt en een telefoontje krijgt dat zijn eenzaamheid eventjes doorbreekt.
De verhalen variëren van beschrijvend en poëtisch over een beetje weird naar ronduit surrealistisch, zoals dat gaat bij Murakami.
Murakami gaat in deze verhalen meestal uit van één enkel idee, waarrond hij door middel van zakelijke maar wondermooie beschrijvingen een sfeer van mysterie kan veroorzaken. Eén verhaal gaat nagenoeg volledig over een man die moet kotsen, op zich een nogal vulgair thema waarover geen grote literatuur kan geschreven worden. Toch slaagt Murakami er op de één of andere manier toch in om net dit te doen. Het verhaal gaat over kotsen, maar op het moment dat die gedachte in je opkomt ben je al lang betoverd door de mystieke sfeer en de herkenbaarheid van de psychologie die in het verhaal heerst. Murakami is een collagist, hij knipt uit de werelden van het bekende en het onbekende en plakt wat hij nodig heeft tot een evenwichtig geheel. Onder de alledaagsheid schuilt er een duivel met een pikzwarte sarcastische grijns, of misschien een Shintoïstische Kami die op subtiele wijze de werkelijkheid ontregelt.
Een andere typerende eigenschap van het proza van Murakami is dat hij in de hoofdverhaallijnen elementen aanbrengt die schijnbaar niets ter zake doen. Zo beschrijft hij in het verhaal ‘Jachtmes’ een corpulente vrouw op een vlot in de zee. De vrouw blijkt stewardess te zijn. ‘Ik had nog nooit van mijn leven zo’n dikke stewardess gezien. Ik had wel eens stewardessen gezien die zo stevig waren als een worstelaar en stewardessen met dikke borsten of een behaarde bovenlip. Maar zij was van een andere orde.’ Na een viertal pagina’s verdwijnt de vrouw weer uit het verhaal en wordt ze niet meer vermeld. De geest van de lezer worstelt met deze toevallige ontmoetingen en willekeurige beschrijvingen. Wil Murakami de lezer iets duidelijk maken? Vindt hij dat literatuur zoals het alledaagse leven, even onsamenhangend en niet altijd zinvol dient te zijn? Zijn elliptische gebruik van verhaalelementen versterkt alleszins de neiging om te gaan zoeken, om zijn verhalen als puzzels te gaan beschouwen, zoals in het verhaal waarin hij een meisje een wens laat doen maar na een reeks hints plagend de wens niet verklapt.
Murakami is een collagist, hij knipt uit de werelden van het bekende en het onbekende en plakt wat hij nodig heeft tot een evenwichtig geheel.
Soms lijkt het alsof Murakami gaat moraliseren, maar hij trekt zich steeds tijdig terug en laat conclusies aan de lezer over. Soms gaat hij nog verder en toont hij, ietwat nihilistisch, dat onze morele oordelen slechts door fouten in onze interpretaties tot stand komen. In het kotsverhaal vertelt hij terloops dat het brakende personage aan een stuk door met de vriendinnen van zijn beste vrienden slaapt. Even suggereert hij dat het kotsen daarmee in verband staat, maar hij trekt zijn hypothese weer in wanneer het kotsen plots overgaat, zonder dat het liefdesleven van de man zich wijzigt. Wel dienen we de werkelijkheid in de gaten te houden, want soms verschijnen er tekenen die niet nader te verklaren zijn, en die van grote invloed zijn op ons leven. Vind dat onzin of niet – er is vast een analyse over de aard van het Japanse denken aan te verbinden – maar de fascinatie voor de gedachtewereld van deze schrijver zal er niet door verdwijnen.
Recensie door Frank D’hanis – 30 augustus 2009
Haruki Murakami, Blinde wilg, slapende vrouw. Atlas Contact 2009, 396 p. (vertaling door Elbrich Fennema)
2. ‘De olifant verdwijnt’
Om ten volle te kunnen genieten van de kortverhalen van Haruki Murakami moet je een kleine afwijking hebben, een knop die je naar believen kunt aan- en uitzetten. Hoe valt anders de bereidwilligheid te verklaren waarmee zijn bizarre verhalen gelezen worden, waarmee elke absurde of magische bocht wordt genomen, zonder ook maar een enkel ogenblik de geloofwaardigheid van de schrijver of de interne logica van het verhaal in twijfel te trekken?
‘De tweede broodjesroof’ is het eerste verhaal uit de bundel, waarin de ik-figuur samen met zijn vrouw een overval op een bakkerij uitvoert. De aanleiding voor deze herhaling van een eerder onbetekenend feit uit zijn studententijd, is de ongekende honger die hen op een nacht overvalt. Toch is het de twee er niet zozeer om te doen de fysieke honger te stillen, als wel een soort louteringsritueel uit te voeren. Zijn vrouw is er namelijk van overtuigd dat er door die eerste broodjesroof een vloek op hen rust, en dat die slechts opgeheven kan worden door de misdaad te herhalen. De nuchtere precisie die zijn vrouw daarbij aan de dag legt, is voor het hoofdpersonage behoorlijk verbijsterend. Terwijl ze eerder die nacht nog had beweerd dat het ergens verkeerd was om na twaalven de straat op te gaan om eten te zoeken, zet ze hem even later aan om een overval te plegen. Bovendien blijkt ze over een jachtgeweer en bivakmutsen te beschikken, alsof ze al maanden voorbereid was en enkel nog op een aanleiding wachtte. Wanneer ze uiteindelijk een broodjeszaak vinden die op dat nachtelijke uur open is, stelen ze meer broodjes dan ze op kunnen, maar voor de twee cola’s wordt netjes betaald. Zoals meestal het geval is bij Murakami, blijft ook dit verhaal ergens na de belangrijkste gebeurtenis hangen, zonder echte afsluiter.
De verhalen werken ontegensprekelijk, omdat ze herkenbaarheid en banaliteit koppelen aan het soort magie waarvan we heimelijk allemaal een beetje dromen.
Toch is ‘De tweede broodjesroof’ nog een van de meest grijpbare verhalen in deze bundel. Want wat te denken van de ‘TV people’: drie kleine mensjes – om en bij de zeventig procent van een doorsnee persoon – die je woonkamer binnenstappen en vreemde dingen met het tv-toestel beginnen uit te halen? Of van de dansende dwerg, een oud personage met mythische proporties, die zich nestelt in de geest van een dromerige jongeman en hem zo het leven onmogelijk maakt, van een twintigjarig reclamemodel met een rijk vriendje zonder nader te bepalen beroep die schuurtjes in brand steken, of van verdwijnende olifanten?
Aan alle hoofdpersonages in deze bundel scheelt wel wat. Maar hun eigenaardige trekken worden in evenwicht gehouden door hun vaak alledaagse, soms beetje saaie manier van doen. En met de verhalen zelf is het net zo. Ze kabbelen voort, roepen meer vragen op dan er beantwoord worden en hebben nauwelijks iets wat voor een spanningsboog, clou of climax kan doorgaan. Toch werken ze ontegensprekelijk, omdat ze herkenbaarheid en banaliteit koppelen aan het soort magie waarvan we heimelijk allemaal een beetje dromen.
Murakami’s vertellingen dagen uit en creëren een sfeer die tegen de grenzen van de verbeeldingskracht aan duwt. Ze doen watertanden naar meer, altijd maar meer.
Recensie door Tine Mortier – 28 juni 2010
Haruki Murakami, De olifant verdwijnt. Atlas Contact 2005, 189 p. (vertaling door Jacques Westerhoven)
3. ‘Kangoeroecorrespondentie’
Hypes en rages … Het is eigen aan de kindertijd. Ook wij hebben ons er in onze jeugdige onschuld wel eens aan bezondigd. Pokémon, Tamagotchi en Flippo’s – flippots volgens de legendarische ‘In de gloria’-sketch – kenden ook voor ons geen geheimen meer. Naderhand kregen we echter een verschrikkelijke afschuw van alles wat in de verte ook nog maar enigszins naar hype rook. Wat al te veel populariteit genoot lieten we maar liever aan onze neus voorbijgaan.
In sommige gevallen kan je echter niet aan de lokroep van een literaire hype blijven weerstaan. Dat was ook het geval met het oeuvre van Haruki Murakami, één van Japans grootste en populairste schrijvers aller tijden. We hadden ons lange tijd niet gewaagd aan de al te succesvolle Murakami, tot de kortverhalenbundel ‘Kangoeroecorrespondentie’ in onze brievenbus belandde. En eerlijk gezegd mogen we onze handjes kussen.
‘Kangoeroecorrespondentie’ is een bundel kortverhalen, waarvan het recentste in 1992 geschreven werd. Tot nu toe waren de verhalen echter nog niet naar het Nederlands vertaald. Een extra reden om op onze hoede te zijn, want het valt toch op zijn zachtst gezegd bizar te noemen dat deze bundel tot nu toe aan het oog van de Nederlandstalige uitgeverijen ontsnapt was. En we moeten inderdaad toegeven dat niet alle kortverhalen hetzelfde niveau halen. Vooral een aantal verhalen uit het begin van Murakami’s schrijverscarrière vallen povertjes uit. Maar deze kleine minpuntjes vervallen in het niets wanneer je Murakami’s topverhalen onder de ogen geschoven krijgt. Je begrijpt meteen waarom de man zich een weg heeft weten te banen in de jungle van de literaire wereld.
Hoe komt het dat we volstrekt van onze naaste medemens kunnen vervreemden, terwijl we met een volstrekte vreemde – denk maar aan ‘Ramen’ – een volkomen moment van intimiteit kunnen beleven.
Wij waren persoonlijk vooral onder de indruk van teksten als ‘Een lederhose’ en ‘De stilte’, maar ook heel wat andere kortverhalen zijn echt de moeite waard. Murakami toont zijn meesterschap in het genre en introduceert ook hier al die elementen die hem later deden uitgroeien tot de bestsellerauteur die hij vandaag de dag is. We betreden een wereld waarin Murakami’s fantasie het laatste woord heeft en worden geconfronteerd met het thema van de vervreemding: hoe komt het dat we volstrekt van onze naaste medemens kunnen vervreemden, terwijl we met een volstrekte vreemde – denk maar aan ‘Ramen’ – een volkomen moment van intimiteit kunnen beleven.
Ondanks enkele mindere verhalen heeft Murakami ons met zijn ‘Kangoeroecorrespondentie’ dus wel weten te overtuigen. Misschien wordt het maar eens tijd dat we enkele moderne klassiekers van zijn hand (‘IQ84’, ‘Kafka op het strand’, ‘Norwegian wood’ …) in huis halen. Voor mensen die deze turven al op het boekenrek hebben staan, vormt ‘Kangoeroecorrespondentie’ ongetwijfeld een goede aanvulling op de collectie. Voor andere verzamelaars in wording kan ‘Kangoeroecorrespondentie’ dan weer een mooi startpunt vormen. Of gaan we dan te ver mee in de hype?
Recensie door Elie Pauwels – 18 juni 2013
Haruki Murakami, Kangoeroecorrespondentie. Atlas Contact 2012, 320 p. (vertaling door Jacques Westerhoven met bijdragen van Luk Van Haute en Elbrich Fennema)