In ‘De moord op Commendatore’ kiest de meester volop voor clichés
Haruki Murakami, ‘De moord op Commendatore. Deel 1: een Idea verschijnt’
Er zijn weinig auteurs waarvoor we al ons ander leesvoer zo graag even opschorten. De nieuwe Murakami is er! Acht jaar na het meesterlijke 1q84 schotelt het populairste literaire exportproduct uit Japan ons nu opnieuw een meerdelige roman voor. Zal hij ons met ‘De moord op Commendatore’ weer meevoeren naar een wereld die de onze niet is? Na het lezen van de voorpublicatie in De Morgen keken we meteen reikhalzend uit naar het moment waarop het eerste deel in de bus viel. Gretig verdiepten we ons in de bladzijden en opnieuw werden we meegevoerd door Murakami’s pen. En toch kunnen we ons nog steeds niet van het gevoel ontdoen dat deze roman niet helemaal geworden is wat hij had kunnen zijn.
Ken je Murakami-bingo? Op het spelbord staat een verzameling motieven uit eerder werk. Katten, koken en treinstations, om maar iets te noemen. Tijdens het lezen kan men turven. Het feit dat er na een aantal bladzijden al behoorlijk wat kan worden aangekruist, is tegelijkertijd de kracht en de zwakte van deze nieuwe roman. Aanvankelijk vervulde De moord ons met argwaan. Te goedkoop? Te cheesy? Het leek wel alsof we een versneden versie van Murakami aan het lezen waren, alsof er een ghostwriter in zijn naam snel wat in elkaar had geflanst over een uitgebluste portretschilder op zoek naar nieuwe inspiratie in een afgelegen huis.
Het uitgangspunt spreekt wel tot de verbeelding: in een leegstaand huis op de top van een berg in een bosrijk gebied trekt de pas gescheiden verteller zich terug om tot zichzelf te komen en om weer wat meer op het doek te krijgen dan een doordeweeks portret. In een sober atelier, ontdaan van alle ballast, hoopt hij –nog voor zijn veertigste als het even kan- rust en inspiratie te vinden. Dat streven naar het onberispelijke zal wel iets Japans zijn. Maar in zijn hoofd blijft het stormen. Hij heeft immers de vroege dood van zijn zusje en een recente scheiding te verwerken. Het komt er nu op aan de tijd aan zijn kant te krijgen.
Dit is Murakami voor beginners. Het is alsof de auteur in zijn kaarten laat kijken, de motieven uit zijn zorgvuldig opgebouwde verhaaluniversum te grabbel gooit. In het begin zoekt de roman zelfs enigszins moeizaam zijn weg. Murakami kiest voluit voor het cliché, voor het herkenbare en het toegankelijke. De niet bij naam genoemde protagonist is een schoolvoorbeeld van een vertellende ik. ‘Want ja, ik schrijf deze tekst terwijl ik graaf in mijn herinneringen.’ Hij neemt zich voor om zo helder en zo rationeel mogelijk verslag te doen van de gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan. Die gedetailleerde eenvoud, het veelvuldige gebruik van cursief om passages te benadrukken en de cliffhangers waarin de vertellende ik heel even vooruitblikt en daardoor iets van een Robert Langdon krijgt, zorgen voor een bevreemdend effect. Alsof Nick Cave een album zou beginnen met een toegankelijke popsong. Is dit zelfspot?
Maar dan gaat er, na een bladzijde of 100, ergens een luik open en beginnen de verschillende werelden, in ware Murakami-stijl, door elkaar heen te lopen. Niet ongemerkt. Niet subtiel. We hoeven niet tussen de regels door te lezen om ons te laten meevoeren in deze maalstroom. Murakami smeert het dit keer vrij letterlijk en in your face over de bladzijden uit. En toch bleven we gestaag de bladzijden omslaan en merken we na enige tijd dat we weer met plezier hele stukken tekst hebben gelezen. Vermoedelijk wil hij met ‘De moord op Commendatore’ een nóg breder publiek aanspreken, maar hoe we ook proberen, we kunnen er niet omheen: de meester is terug.