De wrange oorlogsactualiteit van Céline
Louis-Ferdinand Céline, ‘Oorlog’
‘Oorlog’ van Louis-Ferdinand Céline (pseudoniem van Louis-Ferdinand Destouches, 1894-1961) speelt zich af tijdens de Eerste Wereldoorlog aan weerszijden van de Belgisch-Franse grens. De lezer volgt het herstel van brigadier Ferdinand in het ziekenhuis van Peurdu-sur-la-Lys. ‘Oorlog’ is een van de vier teruggevonden manuscripten van de Franse schrijver.
Na ‘Reis naar het einde van de nacht’, zijn absolute meesterwerk, en ‘Dood op krediet’ begon Louis-Ferdinand Céline antisemitische pamfletten te schrijven. Volgens Arnon Grunberg, die voor ‘Oorlog’ – een roman die hij bij leven niet publiceerde – een voorwoord schreef, valt de schrijver onmogelijk te scheiden van zijn antisemitisme. Los van dit alles besluit Grunberg dat hij een deel van zijn wereldbeeld terugvindt in het werk van Céline. Eraan toevoegend dat ‘Oorlog’ kan worden gelezen als een bijlage bij ‘Reis naar het einde van de nacht’: ’Of, om eerlijk te zijn, als een mogelijkheid om zich in Céline te verdiepen zonder de kleine zeshonderd bladzijden die de Voyage telt te moeten lezen.’
Waren zijn manuscripten wel gestolen?
Nu ‘Guerre’ is opgedoken is het maar de vraag waarom hij het boek niet eerder liet verschijnen. Twijfelde hij aan de kwaliteit ervan? Opmerkelijk als je bedenkt dat hij het schreef tussen ‘Reis naar het einde van de nacht’ en ‘Dood op krediet’. Met andere woorden op het toppunt van zijn kunnen. Jarenlang hield hij het manuscript verborgen in zijn appartement in Parijs dat hij halverwege 1944 halsoverkop verliet, om naar het buitenland te vluchten.
Na een verblijf in Duitsland en vervolgens Denemarken keerde hij terug naar zijn appartement in de Franse hoofdstad waar zijn manuscripten, onder andere dit van ‘Guerre’, verdwenen waren. Dat ze gestolen waren is wellicht een door Céline verzonnen verhaal. Enkele jaren geleden doken ze ineens op. Vermoedelijke nazaten van degenen die ze hadden ontvreemd, benaderden een cultuurjournalist van de krant Libération om het grote nieuws kenbaar te maken. De gevonden teksten mochten, zo luidde de afspraak, pas na het overlijden van Céline’s echtgenote Lucette Almansor in 2019 gepubliceerd worden.
In mei 2022 verscheen in de nrf–reeks van Gallimard een eerste druk van ‘Guerre’. Een jaar later volgde een tweede uitgave in de Pléiadereeks. Een editie die uitgebreider was en meer aanleunde bij het oorspronkelijk manuscript en voorzien van annotaties. Het is op deze uitgave dat Rokus Hofstede zich voor zijn Nederlandse vertaling heeft gebaseerd. In een nawoord stipt Hofstede overigens aan dat wie Céline leest niet uit het oog mag verliezen dat de agitator en literator niet van elkaar te scheiden vallen.
Brigadier Ferdinand en drie vrouwen
Ook al schrijft Céline ergens dat het verleden een behaagzieke hoer is en wat mensen hebben gezegd wordt omgedraaid of een leugen is geworden, wat hij schrijft is beslist geen dagdromerij. De eerste bladzijden van ‘Oorlog’ zijn hallucinant, de oorlogsgruwel is angstaanjagend. Brigadier Ferdinand is op het slagveld zwaar gewond geraakt. Hij raaskalt als een bezetene. In zijn hoofd klinkt afgrijselijk lawaai en hij kan zich nog amper bewegen. Het mag een klein wonder heten dat hij levend in het ziekenhuis van Peurdu-sur-la-Lys – in werkelijkheid Hazebroeck – belandt. Hij wordt er meteen liefdevol verzorgd door juffrouw L’Espinasse, die een necrofiele zuster blijkt te zijn.
‘Het leek wel of heel haar leven in die kist lag, zo fanatiek probeerde ze ‘m open te krijgen. Met de beitel rechtuit in de spleet stond ze te wrikken, dat was dat knarsende geluid. De kist was intussen al dichtgespijkerd door Émilien. Met twee handen was ze in de weer, en ze deed zichzelf pijn.’
Gaandeweg schuift de oorlogsgruwel naar de achtergrond om plaats te maken voor drie vrouwen rond protagonist Ferdinand. Zuster L’Espinasse van het ziekenhuis. Amandine Destinée van een café in de buurt. En Angèle, de vrouw van zijn gewonde zaalgenoot Bébert. Al vlug blijkt dat Angèle, die er geen probleem mee heeft om Engelse officieren af te werken, haar oog op Ferdinand heeft laten vallen.
‘En daar lag ik dus pardoes Angèle te beffen op het stromatras. Ook daarvan had ik oorsuizingen, en hartkloppingen te over. Ik dacht dat ik de pijp uit ging. Toch kwam ze klaar door mij, één keer, twee keer achter mekaar. Voor haar was dat een makkie.’
Geestige scènes met Angèle
Behoorlijk rauwe, vaak ronduit boertige scènes, die je om de haverklap te lezen krijgt. Fragmenten die contrasteren met wat hij over zijn ouders schrijft. Ook al laat hij zich over hen bepaald niet vriendelijk uit, toch voelen ze zich ondanks hun benarde financiële situatie niet te beroerd om zijn kantineschulden te betalen. Hier tokkelt Céline op een andere snaar, net als naar het einde van ‘Oorlog’, waar hij geestig uit de hoek komt. Angèle, de vrouw van zijn inmiddels gestorven kameraad, heeft het met hem op een akkoordje gegooid. Telkens als ze met een Brits soldaat in bed ligt moet hij als een bedrogen echtgenoot de kamer binnen komen. Een handig trucje om de soldaten geld af te troggelen. En Destinée van café L’Hyperbole? Daar heeft hij niets meer van vernomen.
Ook al staat ‘Oorlog’ in de schaduw van ‘Reis naar het einde van de nacht’ en ‘Dood op krediet’, dit is onversneden proza. Céline alweer op zijn best, onstuimig geschreven. Een boek dat je tegelijk ontroert en doet huiveren. Eenmaal je het hebt gelezen, laat je het niet meer los.