Leo Pleysier over roddel en vereenzaming

Leo Pleysier over roddel en vereenzaming

Leo Pleysier, ‘Klokgelui’ 4 out of 5 stars

Een bonte verzameling vrienden komt jaarlijks bijeen. Het zijn leden van een wandelclub die bijzonder veel te vertellen hebben. Gesprekken die Leo Pleysier (1945) in ‘Klokgelui’ zijn nieuwe roman heeft genoteerd.

Ze zitten met z’n allen, de leden van de wandelclub, te aperitieven op het tuinterras van Sonja Dumoulin. Vrienden onder elkaar die weetjes uitwisselen, tussen een hapje en een drankje door uiteraard over het weer babbelen en De Ronde van Frankrijk. En wie er gestorven is? Eline Martens vraagt het aan Mia Devos, een van de aanwezigen. Dat kun je beter vragen aan iemand die ouder is dan ik of aan mensen die bejaard zijn, repliceert Mia Devos.

‘Er zijn er die dat kunnen opmaken uit het klokgelui. Het zou te horen zijn aan de afwisseling van de grote klok en de kleine klok. De ene keer zijn het alleen maar slagen van de grote klok, de andere keer begint de kleine klok en wordt daarna gevolgd door de grote klok. (…) Nog maar weinigen die dat verschil kennen, zegt Freddy Taeymans, en vaak verschilt de code dan ook nog eens van land en van streek tot streek, zegt hij.’

Jef en Germaine, twee stille mensen

En zo gaan de gesprekken oeverloos verder. Over een telefoon die per ongeluk in een afvoerputje is gevallen, over het Vlaamse landschap dat aan het verstoeterijen is, de geur van aardappelloof dat in open lucht wordt verbrand, et cetera. Tot Frank Blockx het ineens heeft over een ouder echtpaar dat in de buurt van de verteller woont. Twee mensen van een paar huizen verder die hij niet eens kent. Navraag bij een buurvrouw brengt aan het licht dat het om Jef en Germaine gaat, een kinderloos echtpaar. Jef was vroeger hulpmagazijnier, Germaine werkte op de inpakafdeling van een sigarenfabriek. Wie meer over beiden weet is Ludwina Pans, een weduwe, de buurvrouw van Jef en Germaine.

‘En een paar weken geleden, toen ze ’s ochtends door het venster naar buiten keek en zag hoe Jef aan de straatkant nu eindelijk zijn met reclamefolders dichtgeslibde brievenbus stond te lichten, had ze niet geaarzeld om op hem toe te stappen en hem aan te spreken. Dag Jef, hoe is ’t, een tijdje geleden precies, hoe gaat het ermee? zo had ze gevraagd.’

De klip van sentimentaliteit omzeilen

Op die manier zet Pleysier het geleuter en de roddel dat hij, als deelnemer meesterlijk registreert on hold om in te zoomen op het leven van twee bejaarden. Goed voor aangrijpende scènes van onopvallende mensen die op het netvlies blijven branden. Stil verdriet dat hij, om de klip van al te goedkope sentimentaliteit te omzeilen, via buurvrouw Ludwina Pans naar buiten brengt. Jef  Braspennings en Germaine Van Boxel, een man en een vrouw met een allesbehalve spectaculair verleden, wellicht mensenschuw. Vandaar dat ze niet tot die gezellige wandelclub behoren. Over hun liefdesleven en waarom ze kinderloos zijn gebleven weten we niets.

In een koekoeksklok wonen

Het zijn twee personages waarin Pleysier zich niet heeft verdiept. Het enige wat we over hen aan de weet komen gebeurt via anderen. Dat Germaine dementeert en toch soms grappige dingen vertelt. Bijvoorbeeld dat ze al van kindsbeen droomde om later in een huis te wonen dat eruitziet als een koekoeksklok. Humor en tristesse, ze zijn op de juiste manier gedoseerd. Zo weet Pleysier te voorkomen dat de lezer na verloop van tijd afhaakt. Neem nu dat fragment waar Germaine haar toekomstige Jef uitlegt wat ‘een brandende schuur’ betekent.

‘Maar de mensen vroeger: die wisten dat wel, zei Jef. Die wisten dat heel goed zelfs. En daarom zal ik het u tonen, zei Germaine, en ze pakte mij vast en toen gingen we daar onze gang, zei hij.’  

‘Klokgelui’ ligt in het verlengde van Pleysiers vroegere succesvolle titels. Hij blijft een sterk auditief schrijver die de kunst verstaat authentieke dialogen neer te schrijven. ‘Klokgelui’ is een vakkundig gecomponeerd boek dat best naast zijn klassieker ‘Wit is altijd schoon’ mag staan.


Related Images: