Anne Carsons verzen zijn een eruptie van taal
Anne Carson, ‘Rood. Twee romans in verzen’
Wie het werk van Anne Carson niet kent, raakt niet veel wijzer uit de flaptekst van ‘Rood’. Integendeel. De verwachtingen worden alleen maar vager wanneer we in de nieuwe uitgave van Koppernik de volgende zin lezen: ‘De dichteres Anne Carson (…) plaatst Homerus in een deeltjesversneller om in de versplintering van oude betekenissen een spiegelbeeld van onze huidige tijd te schetsen.’ Maar zodra je je overlevert aan de tekst (je overleveren is een voorwaarde), wordt dit raadsel je duidelijk. Ja, begrijp je algauw, dat is precíes wat Anne Carson doet. En ze slaagt er wonderwel in.
Woorden stuiteren
‘Hij kwam na Homeros en vóór Gertrude Stein, in een moeilijke tussentijd voor een dichter.’ Zo opent ‘Autobiografie van rood’, de eerste roman uit ‘Rood’ die oorspronkelijk al in 1998 verscheen. Die hij is Stesíchoros en zoals Anne Carson, ook professor klassieke literatuur, verder doceert: een dichter uit de oudheid van wie slechts fragmenten bewaard zijn. Hij is vooral bekend om zijn epische gedicht over Gerion, een rood monster dat gedood werd door Herakles.
Een literatuurles aan het begin van het boek? Eerder een waarschuwing. ‘Woorden stuiteren,’ zegt Carson. ‘Als je woorden hun gang laat gaan, doen ze precies wat ze willen en moeten.’ Dus laat ze haar eigen woorden slingeren over de pagina’s, duwt ze haar eigentijdse Gerion een fototoestel in handen en laat ze hem mateloos verliefd worden op degene die hem – volgens de oorspronkelijke mythe althans – zou moeten vermoorden.
Een romance
Veertien en zestien zijn ze, wanneer Gerion en Herakles elkaar ontmoeten aan de bushalte.
‘De wereld stroomde een paar maal tussen hun ogen heen en weer.’
Gerions moeder moet er niet te veel van weten, van dat joch over wie ze zeggen dat hij niet naar school gaat en daar in die woonwagens woont. Het houdt de jongens niet tegen: ze verkennen elkaar, verkennen de nacht, gaan graffiti spuiten, bezoeken een vulkaan, en dan blijft Gerion achter met een gebroken hart, maar Carsons verhaal slingert verder – dat slingeren is bij Carson ook letterlijk: haar zinnen golven over de bladspiegel, vinden een geheel eigen ritme door de indeling in verzen.
Gerion blijft één hoofdstuk in een verlamde tijd, wordt tweeëntwintig en gaat op reis, belandt in cafés en tangobars, valt ‘in de vijver | van zijn lievelingsvraag’, botst opnieuw op Herakles, deze keer in gezelschap van de jongeman Ancash, en reist met hen verder.
Opnieuw. Maar dan anders
In ‘Rood doc>’ pikt Anne Carson na 15 jaar de draad van Gerion en Herakles weer op, onder het motto van Samuel Beckett: ‘Opnieuw proberen. Opnieuw falen. Beter falen.’
Poging twee krijgt een volledige make-over. De zinnen zijn nu grotendeels bijeen geperst in strak uitgelijnde, magere kolommen. De personages kregen een nieuwe naam, een nieuwe geschiedenis: Gerion heet G, Herakles is Sad, voluit Sad But Great en is getraumatiseerd door zijn ervaringen in de oorlog. Er is een vriendin Ida, en Gerions moeder, die nu op sterven ligt.
Helemaal anders, alleen de taal blijft even onstuimig, eruptief, eigenzinnig en tegelijk zo mooi, zo broos. Diepe hulde voor de vertaling van Marijke Emeis, die ook het Nederlands in die verzen goot:
M’hek ziet als verlamd | een zwarte wolk vanaf | de horizon steeds verder | naar de auto kruipen | de gesmolten randen | grommen de vuurrode | klauwen vreten in vast | tempo uit de wereld vóór | zich. Met een snelheid van | ruim 60 km. (…)
Wat de twee boeken samenhoudt, is naast de personages ook de vulkaan die op de cover prijkt. Er gaat iets bandeloos vanuit, iets wat je niet kunt controleren. Een schitterend beeld voor het werk van deze dichter: Anne Carson lezen is een ervaring.