Een aardige verzameling wielerteksten
Maarten Boers (red.), ‘Schouder aan schouder’
Wie blootgesteld werd aan het Canvas-programma ‘Extra time koers’ kan zich afvragen: ‘Bestaan er mensen die iets kunnen vertellen over deze sport zonder slag om slinger de eigen wielerkennis tentoon te spreiden?’ De ondertussen tien jaar overleden sportjournalist Jan Wauters kon het wel: gloedvol en in een fonkelende taal verslag brengen over het wielrennen.
De naam Jan Wauters dringt zich op wanneer je in deze bundel opgenomen transcriptie ‘Praat maar vol, jongens!’ leest. Jeroen Duvillier en Wim te Brake vonden het noodzakelijk de dialoog die de tandem Michel Wuyts/José De Cauwer produceerde naar aanleiding van de olympische wegrit van 2016 aan het papier toe te vertrouwen. Wat op televisie bij momenten aangenaam klinkt, hoeft daarom niet noodzakelijk te werken in een ander medium.
‘De achtervolgers, Meintjes en Rodriguez. De Duimelijntjes van het peloton. 20 kilometer nog. Akelig spannend.’
‘Pfoe!’
‘Ákelig spannend.’
Het levert een tekst op die even interessant is als turen naar drogende verf. Gelukkig vallen de andere keuzes van Maarten Boers voor deze verzameling wielerteksten interessanter uit. Er is Alpe d’Huez-winnaar Peter Winnen, van wie een aantal brieven uit de klassieker ‘Van Santander naar Santander’ opgenomen werden. Het vervelende aan Winnen evenwel is dat hij ervoor zorgt dat je je realiseert hoe pijnlijk middelmatig het gros van de sportscribenten hun pen hanteren. Waar de broodschrijver het heeft over de ‘hel van het noorden’ wanneer hij bericht over Parijs-Roubaix, formuleert Winnen als volgt:
‘Van vrijwel al die woningen stond de voordeur open en tegen vrijwel elke deurpost hing, onverschillig, de heer des huizes: onderhemd, bierbuik over van vet glanzende broek, versleten instappers, harige schouders, vreugdeloos masker waar geen zonlicht ooit meer vat op kreeg. Noord-Franse uitzichtloosheid, van deur tot deur.’
Ann De Craemer tekent present met een fragment uit haar ‘De seingever. Een vertelling’, een roman waarin ze raakt aan een soort universele essentie door zich te concentreren op het leven in de provincie. De geest van Frank Vandenbroucke lijkt op zijn beurt rond te waren in Dimitri Verhulsts ‘Monoloog van iemand die het gewoon werd tegen zichzelf te praten’. Tel daarbij onder andere fragmenten bij op uit Wagendorps succesroman ‘Ventoux’ of Ilja Leonard Pfeijffers ‘De filosofie van de heuvel. Op de fiets naar Rome en niet terug’ en je weet: dit is een aardige verzameling wielerteksten.
Blijft natuurlijk de vraag of een beetje van een wielerliefhebber ondertussen niet reeds vertrouwd is met het gros van deze bundel. Voor wie een beetje wil zoeken is trouwens Jan Wauters’ verzameling sportteksten ‘Tong uit de mond’ voor een paar grijpstuivers te vinden.