Marnix Peeters schrijft onvergetelijke roadtrip!
Marnix Peeters, ‘De jacht op Ursula Graurock’
Of de wereld nu in het rijk der vrijheid is beland of niet, blijft een groot vraagteken. Één ding is wel zeker: als je Marnix Peeters heet, is het vrije rijk een constante. Dat is voor een deel te danken aan ‘s mans vlucht naar een berg in de Oostkantons. Ongetwijfeld begint Peeters daar elke dag een beetje meer op de ‘Fool on the hill’ te lijken. Zijn columns en interviews blijven getuigen van een meer dan milde vorm van intelligentie, joie de vivre en mensenkennis. Maar wie deelneemt aan de jacht op Ursula Graurock, wordt pas echt geconfronteerd met de diepte van de krochten van Peeters’ geest. Van wat je daar aantreft, gaat zelfs Dirk De Wachter in al zijn wijsheid gillend lopen.
Woutje, Donny, Anamanda en Cherif
Nog nooit als uitbater van een nachtwinkel gewerkt? Peeters biedt je een uitgelezen kans om een kijkje te nemen in het hoofd van Cherif Sese Seko. (Geen familie tot zover bekend). Cherif baat een nachtwinkel uit in het Gentse en neemt je mee in een onplezierig zitje tussen zijn linker- en rechter hersenkwab. Via zijn ogen fileert Peeters in ‘De jacht op Ursula Graurock’ zijn personages -of moeten we van slachtoffers spreken?- tot er enkel het laagste van het laagste der mensheid over blijft. Zelfs de nonnen uit ‘De dag dat we Andy zijn arm afzaagden’ lijken beminnelijke schepsels in vergelijking met Dikke Donny of de klankschaal hanterende Anamanda. Gelukkig laat Peeters geen spaander heel van alles wat naar het bovennatuurlijke neigt. De seuterige student journalistiek Woutje is nog de meest normale in het uitzinnige gezelschap.
Doseren doseren doseren
Dat elk personage uitgesproken rariteiten vertoont bezorgt je als lezer soms een verregaande vorm van horendoliteit. Doseren is een woord dat Peeters uit zijn vocabulaire heeft geschrapt. Donny blijkt een nazi-kenner die te pas en onpas ongevraagd naziweetjes rondstrooit. Cherif verkoopt naast de reguliere Carapils en chips ook een uitgelezen collectie dwerghoge dildo’s én biedt zijn clientèle als versnapering pandaworst aan. Meer is er niet nodig om aan een queeste te beginnen naar de bronnen van dit blikvoer. Daar wacht vermoedelijk Ursula Graurock, die Woutje maar wat graag wil interviewen voor zijn paper. Peeters propt dit hele zootje in een klein autootje en duwt ze op de autostrade richting Duitsland. De jacht op Ursula Graurock is geopend.
De rest is geschiedenis, of op zijn minst waanzinnig vermakelijk leesvoer. Al is het soms écht naar adem happen wanneer de hoofdpersonages elkaar verbaal beginnen af te maken. Meer dan één wokegezelschap viel al over het taalgebruik van Peeters’ creaturen. Horen we daar nu iemand in de Oostkantons bulderlachen?
On the road!
Als je denkt dat je klaar bent voor een onvergetelijke roadtrip, denk dan maar snel iets anders. Peeters’ jacht op Ursula Graurock is van het vermakelijkste dat we in lange tijd gelezen hebben, al vraagt dat genoeg doorbijten van de lezer. Maar is dat niet het kenmerk van goeie literatuur? Dat ze entertaint en verontrust? Verontrust zijn we in elk geval, op zijn minst over het brein van Peeters. Heerlijk toch! James, stuur eens vier sterren en een trappist naar de Oostkantons!