Universele verscheurdheid, fataal fanatisme en de apocalyps van het digitale tijdperk: Opera Vlaanderen struikelt over ‘Dido and Aeneas’

Universele verscheurdheid, fataal fanatisme en de apocalyps van het digitale tijdperk: Opera Vlaanderen struikelt over ‘Dido and Aeneas’

Opera Vlaanderen, ‘Dido and Aeneas’ 2 out of 5 stars

Van de Opéra de Lyon over de Ruhrtriennale naar Opera Vlaanderen: ‘Dido and Aeneas, remembered’ zou op evenveel jaar tijd op drie verschillende plaatsen te horen en te zien zijn. Een door de Finse jazzgitarist en componist Kalle Kalima bewerkte partituur, aangereikt met teksten van Vergilius en als visuele collage op de bühne gebracht in een concept bedacht door regisseur David Marton, kleurt de productie ver buiten de lijnen van de traditionele opera. Het werk van Henry Purcell verdraagt dat, want met een lengte van nog geen uur vraagt de kameropera per definitie om inhoudelijke input. Een kolfje naar de hand van Marton, die via de troebele genese van de mondeling overgeleverde sage tot de filosofische vraag komt hoe de mens zich verhoudt tot de tijd.

Omwille van de coronapandemie behoorde een klassieke opvoering van de productie niet tot de mogelijkheden. Bijgevolg wou Marton zijn voorstelling herwerken tot een operafilm, waarvoor Opera Vlaanderen al haar mogelijkheden uitputte. Het resultaat is op technisch vlak een huzarenstuk. Met een minimum aan middelen doch door maximaal van projectie gebruik te maken, dompelt deze ‘Dido and Aeneas’ het publiek onder in tal van landschappen. Nergens voelt deze productie aan als verfilmd toneel, wat pleit voor zowel een sterke cinematografie als voor een virtuoze ploeg achter de schermen.

Een fraaie verpakking kan evenwel een lege doos maskeren. Vraag is met name wat Marton wil vertellen. Hij laat de goden als toekomstige archeologen los op een tegenwoordige tijd die met mobiele telefoons en computers aan elkaar hangt. Het is de huidige wereldorde op zijn kop, een inversie van de krachtmeting tussen digitale revolutie en transcendente spiritualiteit die steevast in het voordeel van eerstgenoemde beslecht wordt. Als archaïsch product komen deze goden – overigens met ongemakkelijke uitheemse tongval – tegenover Dido, Aeneas en Belinda te staan, die zonder veel duiding in een gewelddadige en door koortsige consumptie overwoekerde 21ste eeuw geworpen zijn. Het effect oogt overweldigend, maar nogmaals: waar heeft Marton het precies over?

Ligt de vestiging van een nieuwe beschaving (de stichting van Rome door Aeneas) ten grondslag aan de culturele ontaarding, zoals wij haar vandaag beleven? Is het oorspronkelijke verraad van Aeneas, wiens door schimmen aangewakkerde ambities zijn empathisch vermogen compleet overschaduwen, het verhaal van de mensheid hier en nu? Heeft de protagonist door de liefde op te offeren voor het geloof dat de suprematie van zijn zaad pas in aarde ver weg tot bloei kan komen, de basis gelegd voor de honger naar macht, bezit en status, die zowel individueel (de consu-mens) als geo-politiek (oorlog) de orde van de dag uitmaken?

Op zich zijn dergelijke ideeën bruikbaar, alleen creëert Marton er geen consistent brouwsel mee. Het expressionistisch idioom waarin Marie Goyette en Thorbjörn Björnsson Vergilius’ teksten interpreteren, valt nauwelijks te rijmen met de authentieke muziekfragmenten waarvoor Marton gelukkig een meer bezadigde beeldtaal bedacht. Feit is alleszins dat de literaire overlevering niets bijdraagt aan het wazige interpretatieve discours, waarvoor het visuele register nauwelijks sleutels aanreikt. Muzikaal vormen de interventies van stemkunstenares Erika Stucky daarenboven een provocatie op het bronmateriaal. Hier stelt zich de vraag of een dergelijke antagonisme (oud tegenover nieuw) een zinvolle piste is binnen het huidige operalandschap.

Hier en daar komt Kalle Kalima weliswaar tot een atmosferische kruisbestuiving van Purcells barok en zijn eigen jazzy spinsels. Elders vervalt zijn nachtmerrieachtige avant-garde echter in het cliché van hedendaagse muziek: een aanslag op de oren, een kunst die de lelijkheid van het profane als post-moderne sacraliteit probeert te verpakken.

Alles bij elkaar genomen blijft deze ‘Dido and Aeneas’ nauwelijks overeind. B’Rock musiceert onder de nauwkeurige en elektriserende leiding van Bart Naessens nochtans een prachtige Purcell bij elkaar. Vocaal zijn de rollen daarenboven deskundig ingevuld, met Claron McFadden eens te meer in een weergaloze vertolking. De minutieus uitgekiende cinematografie lijkt echter een dekmantel voor ideeënarmoede. Misschien kunnen we in de universele verscheurdheid van Aeneas en het fatale fanatisme van Dido een voorafschaduwing zien van een post-apocalyptisch digitaal tijdperk waarin de mens (opnieuw?) van zichzelf vervreemd is. Logisch voelt een dergelijk discours echter niet aan.

Copyright foto: Annemie Augustijns
Via streaming gehoord en gezien op 04/05/2021.

Related Images: