Orkater zet stad in de schijnwerpers, neemt generatie op de hak
Orkater, ‘Amsterdammers’
In leren jassen, Arafat-sjaals en gewapend met stokken, stuift een losgeslagen meute de betonvloer van het vervallen gebouw op. ‘Geen woning, geen kroning!’, schiet het door ons hoofd. Ook voor wie pas in het kroningsjaar geboren werd, is het duidelijk dat we zijn beland bij de krakersrellen van 30 april 1980. Tegen deze achtergrond ontmoeten de vrienden Hans (Geert Lageveen), Peter (Leopold Witte) en Ellen (Margôt Ros) elkaar. De protagonisten die ons vanavond vanuit het perspectief van de late babyboomer door de kenmerkende tijdgeesten heen slepen.
Van kroning tot kroning zien we in de voorstelling ‘Amsterdammers’ ruim dertig jaar hoogtepunten van het progressieve Amsterdamse leven aan ons voorbijtrekken. Van de kroningsoproer, langs gemeenschapsidealen, orgies in de iT, de opkomst van spiritualiteit en de naweeën van de seksuele revolutie tot aan het moment dat de generatie zichzelf terugvindt in nette banen, wurghypotheken en niet in de laatste plaats: gesneuvelde idealen.
Orkater koos het toepasselijke Marcanti-gebouw om de voorstelling op te voeren. De ruimte, die oorspronkelijk werd ingericht als kantine voor de markthallen, staat niet alleen al jaren ongebruikt leeg; het gebouw sleept zelf ook een Amsterdamse geschiedenis met zich mee. Zo trad Jacques Brel er meerdere malen op en diende de plek in de jaren negentig als nachtclub in de Amsterdamse housescene. Vandaag zal het pand heropend worden en is het de beurt aan een volgende generatie creatievelingen om het historische pand nieuw leven in te blazen. Maar eerst nog even een trip down memory lane.
Alhoewel, vanavond geen weemoedige terugblik naar vervlogen idealen, geen kritisch betoog over een afgegleden moraal en ook geen sneer naar de huidige geïndividualiseerde samenleving. ‘Amsterdammers’ is een geestige hink-stap-sprong door de tijd waarin vooral de protestgeneratie zelf niet wordt gespaard. Ellen die zich op overtrokken wijze te buiten gaat aan de ‘vrije liefde’, Hans die zich laat opnemen in de Hare Krishna-commune en Peter die zich tegen eerdere principes in een hartaanval werkt in een ‘fatsoenlijke’ baan. Meer dan clichématige schetsen van zoekende mensen in veranderende tijden zijn het niet. Maar daarom niet minder vermakelijk.
De voorstelling leest weg als een musical. De teksten zijn eenduidig en de scènes soms flauw, maar de muzikale begeleiding en de aantrekkelijke vormgeving van het koor (van Amsterdamse vrijwilligers), maakt het een plezierig geheel om naar te kijken. Begeleid door een zestal zangers, een elektronische set en een fanfarekorps worden we door de roerige decennia heen gemusiceerd.
We grinniken om de scène waarin de tot ‘Atem’ omgedoopte Hans door zijn moeder in het Fries ter verantwoording wordt geroepen, vanwege zijn afwezigheid op de begrafenis van zijn aan aids gestorven broer. Absurd is de discussie onder de kraakpandbewoners over het verlengsnoer aan de telefoon dat het belang van het privégesprek boven het groepsgevoel zou stellen. En niet te vergeten de scène waarin Ellen, jaren later, een klas ongeïnteresseerde ‘capuchondragers’ probeert te overtuigen van Spinoza’s verlichte ideeën en zich hiermee even kortzichtig neerzet als de allochtone jeugd in datzelfde fragment.
‘Amsterdammers’ is een generatie op de hak. Kibbelend over de huisregels zien we de vijftigers uiteindelijk terug in de ‘vereniging van eigenaren’ van het huis dat ze ooit kraakten. Discussies over saamhorigheid en solidariteit hebben plaatsgemaakt voor die over privacy en rechtmatigheid. Do we need to say more…
Gezien op 04/06/2014 in de Marktkantine Amsterdam.