Het onzegbare gezongen: Opéra de Lille hertaalt Wagner naar vandaag

Het onzegbare gezongen: Opéra de Lille hertaalt Wagner naar vandaag

Opéra de Lille, ‘Tristan & Isolde’ 3 out of 5 stars

Van alle Wagneropera’s is ‘Tristan und Isolde’ misschien wel de meest problematische. Hoewel de partituur het product is van een componist op het toppunt van zijn kunnen, staat het narratief – of het gebrek daaraan – voor veel toeschouwers de esthetische zowel als de emotionele ervaring in de weg. Door zijn libretto radicaal te enten op het gevoelsleven van de centrale personages, vergat Wagner schijnbaar om de handeling te ontwikkelen. Resultante zijn drie weliswaar formidabel geschreven muzikale tableaux, waarin helaas quasi niets gebeurt. Muzikale toestanden zijn het, portretten van een tragische gesteldheid waarin de afstand tussen twee individuen, ook al zijn het geliefden, onoverbrugbaar blijkt – en blijft.

Enigszins paradoxaal is dat het ontbreken van elke narratief-epische notie de partituur emancipeert: niet de woorden communiceren immers de emotie, maar wel de noten, het klankweefsel als zodanig. De symbiose van stemmen en orkest vormt met andere woorden de taal waaruit deze integrale opera opgetrokken is. ‘Tristan und Isolde’ is dan ook niets minder dan een muzikaal monument, een mastodont waarin een onmogelijk moment zich vier uur lang als hartverscheurende potentie manifesteert, een stilstand die zich in ruimte en tijd ontvouwt dankzij de spacialiteit van de resonantie. Zonder klank dus geen liefdesdood. Zonder onoplosbaar Tristanakkoord geen oneindig verlangende Isolde.

Hoe echter dit ontbreken van verhaal verbeelden? Hoe deze niet-beweging in een visueel register, dat per definitie in beweging is, capteren? Enkele maanden geleden liet de Franse cineast Philippe Grandrieux in Opera Vlaanderen nog zien dat het radicaal schrappen van de plot zuurstof geeft aan de partituur. Wat de zaal niet kan lezen in tekst of beelden, moet het simpelweg voelen via het horen. De traditionele vertelling verlaten, werd anders gezegd als kapstok gebruikt voor een immersief voelen – met het oor in het centrum van de beleving. Grandrieux’ enscenering mislukte echter omdat de projecties waardoor hij de vertelling verving te eenzijdig waren, en omdat hij zich geen houding wist aan te meten met de scènische realiteit van zangers op de bühne. Tiago Rodrigues, inmiddels festivaldirecteur van het prestigieuze Festival d’Avignon en zowat een boegbeeld van het Europese theater, trapt logischerwijs niet in dezelfde val. Met decennia ervaring op de teller, begrijpt de Portugees donders goed wat wel en wat niet werkt op de planken.

Net als Grandrieux zocht Rodrigues naar een hedendaagse vertaling van Wagners Gesamtkunst. Ook hij vond het nodig de traditionele ondertiteling te verlaten, en wel omdat Wagners oubollige zinnen de empathische reflex van het publiek meer verhinderen dan aanmoedigen. Rodrigues schreef daarom een eigen, min of meer verhalende versie van het libretto, die een duo dansers via pancartes laat zien. Wat Wagner slechts met veel woorden gezegd kreeg, comprimeert de regisseur tot een heldere samenvatting, niet verstoken van poëtische zeggingskracht noch van post-moderne ironie. Via deze geste maakt Rodrigues niet alleen abstractie van de casuïstiek Tristan en Isolde om tot een universele exploratie van thema’s als liefde, verlangen, afstand en sociale context te komen. Omdat de dansers op het ritme van de partituur bewegen, deint deze nieuwe tekst eveneens sterk mee op de golven van Wagners meesterwerk. Waar het libretto door haar intrinsieke traagheid de toeschouwer dikwijls vervreemdt van de auditief-visuele ervaring, creëert Rodrigues dus een bijzonder eigentijds Gesamt, waarin plot en emotie vanuit een hedendaags ritme aansluiting vinden bij muziek en scenografie.

Wat de bühne betreft situeert Rodrigues het noodlottige liefdesduo in een gigantisch archief, een imaginaire bibliotheek van de verbeelding. In de eerste akte liggen alle mogelijke en onmogelijke pistes voor de tot elkaar veroordeelde minnaars open: zij kunnen, vanuit de collectieve verbeelding, zelf hun pad uitstippelen. In het derde bedrijf is de ruimte echter kaalgeplukt. De pancartes vormen een gestapelde puinhoop, met aan de voet daarvan Tristans stervende lijf. Hij wordt in de finale door de woorden bedolven, het verhaal zelf draagt hem als het ware terug ten grave. Zijn lot is het om enkel in dit libretto, in deze broeikas van eventualiteiten, te kunnen bestaan. Nog anders gezegd markeert Tristans einde zijn begin. Zijn sterven luidt zijn wedergeboorte in, avond na avond, met het rode pluche van de schouwburg als decor. Als metafoor voor de opera als ritueel kan dat tellen…

De situering en het gemoderniseerde narratief zijn prima vondsten, die ‘Tristan und Isolde’ in een mentale, abstracte dimensie plaatsen waar de filosofische lagen van het libretto uitstekend gedijen. De bühne pruttelt evenwel tegen. Sopraan Annemarie Kremer zet Isolde neer schipperend tussen furieus en fragiel, maar dat zij veroordeeld is tot een paar krukken wreekt zich jammerlijk op de toneelmatige spontaniteit. Daniel Brenna (Tristan) komt bovendien zowel vocaal als fysiek jammerlijk monochroom voor de dag. Hij ontbeert een intuïtieve dramaturgische expressie, die wel terug te vinden zijn bij Alexandre Duhamel (Kurwenal) en David Steffens (koning Marke). Dansers Sofia Dias en Vítor Roriz trekken zich overigens wonderwel uit de slag door vier uur lang pancartes te heisen, hoewel de zaal ook op die pantomime finaal uitgekeken geraakt.

Net als Grandrieux’ adaptatie, zet Rodrigues’ visie de poort wagenwijd open voor het orkest. Met niemand minder dan wonderkind Cornelius Meister, die in de Wagnertempel van Bayreuth voor Deutsche Grammophon recent nog een Ring-cyclus mocht inblikken, aan het hoofd van het onvolprezen Orchestre National de Lille, kan het in theorie niet mis gaan. Dat doet het ook niet, wel integendeel: zonder bombarie noch machismo loodst Meister zijn musici doorheen de voluptueuze partituur, in een lezing die meer inzet op eerlijke emotie en esthetische texturen dan op het grote gebaar. Zelden klonk de introductie tot de laatste akte, met een glansrol voor de cor anglais, zo breekbaar. Isolde’s liefdesdood blies Meister dan weer niet op, want het werd een verrassend integere catharsis. Wat op de scène moeizaam ging, verliep muzikaal feilloos: het maximaliseren van Wagners universum der sensaties, alsof er niet ruim anderhalve eeuw verstreken is sinds de conceptie van dit fatale liefdesduet.

Gezien in Opéra de Lille op 13/03/2024.
Copyright foto: Jean-Louis Fernandez

Related Images: