Mozart aan de drugs: Opéra de Paris verpandt ziel voor moderniteit
Opéra de Paris, ‘Don Giovanni’
Hoe omgaan met Don Giovanni’s misogynie? In Da Ponte’s libretto voor Mozarts gelijknamige opera verslindt het titelpersonage al een volgende deerne nog voor de laatste goed en wel verteerd is. Vanwaar die tomeloze, nietsontziende honger naar vrouwelijke veroveringen? In de 21ste eeuw deze excessieve seksuele drift opvoeren als aanvaardbare hyperbool voor het mannelijke libido, is uitgesloten. Niet alleen zijn de maatschappelijke mores daarvoor te gevoelig geworden. Nog wezenlijker is dat een regie zich psychologisch en moreel moet zien te verhouden tot de personages, om tot een relevante productie te komen die het cliché van tijdloos masculien donjuanisme overstijgt.
Dat Claus Guth’ enscenering, inmiddels anderhalf decennium geleden gecreëerd in Salzburg, momenteel een reprise beleeft op het gegeerde podium van de Opéra de Paris, betekent dat deze ‘Don Giovanni’ menig harten heeft veroverd. De redenen daarvoor lopen uiteen, maar alles begint bij de setting. Guth situeert de integrale handeling in een dichtbegroeid woud. Wie daar een metafoor in wil zien voor de menselijke suprematie ten aanzien van de natuur – zoals Don Giovanni de vrouwen die zijn pad kruisen gebruikt zonder ze te respecteren – gaat evenwel te ver. Het bos laat vooral een feeëriek kader toe, waarbij het roterend platform waarop de bomen staan de nodige vaart in de handeling krijgt. Niet zelden zijn de talloze intriges problematisch voor regisseurs, die het spelen met (net niet) gezien worden nauwelijks weten te vertalen naar het doorgaans logge apparaat van de operabühne. Evenwel niet zo bij Guth, die de opeenvolgende aria’s gezwind aan elkaar knoopt.
Als het beruchte slot, waarin Il Commendatore de zondige Don Giovanni komt halen voor een diner in het ondermaanse, aangekleed wordt met een sneeuwtapijt, zijn de esthetische geneugten vervuld. Niettemin is dit een vreemde geste, want hoort dit orgelpunt van het ethische verval waarvan het publiek bijna drie uur lang getuige is niet meer vanuit het verschrikkelijke dan vanuit het schone gestalte te krijgen? Guth lijkt zich echter nauwelijks te willen bekommeren om de vraag naar de morele grondslag van het libretto. Hij ensceneert Don Giovanni’s lijdensweg richting de dood in de nasleep van een schotwonde, waarvan hij de pijn nota bene met diverse drugs tracht te compenseren. Heet dat ‘modern’? Ongetwijfeld, maar het zet de ethische registers op de helling. Als alle denken en doen baadt in een roes van koorts en/of verdovende middelen, wat zegt Don Giovanni dan nog over het verlangen en de mateloosheid in het algemeen?
Deze productie mag dan hedendaagse elementen injecteren – met heroïne valt dat overigens nogal letterlijk te interpreteren – haar eigentijds elan laat na om op een relevante manier aan te knopen bij de abstract-filosofische vragen die Da Ponte en Mozart hebben opgeroepen. Bovendien zakt deze productie, die opgehangen lijkt aan een toxische mannelijkheid waar ook Leporello met zijn schunnige gebaren en Don Ottavio die zijn geliefde aan een onbarmhartig kruisverhoor onderwerpt getuigenis van afleggen, in tijdens de persoonlijke ontboezemingen van Donna Elvira en Donna Anna. Hoewel prima vertolkt, blijft het publiek achter met het gevoel dat het hier om zwakke vrouwen gaat, en wel omdat Don Giovanni als toxicomaan de zaal niet weet te verleiden. Wat overblijft, is in zekere zin decoratieve emotie.
Vocaal zet de personenregie zich door: Peter Mattei zet een bijtende en ijlende Don Giovanni neer, overtuigend als pathologische casus doch helaas te eenzijdig. Humor, lichtheid en speelsheid – in het echte leven trouwe bondgenoten van Eros – ontbreken nagenoeg volledig, of dergelijke entiteiten worden sardonisch ingezet, ten koste van de feminiene loyaliteit. Leporello, in theorie Don Giovanni’s olijke knecht, lijkt in de vertolking van Alex Esposito het kwaad mee te bekokstoven. Eens te meer een bedenkelijke keuze, die de misogyne dimensie van Don Giovanni’s doen en laten nodeloos verbreedt naar het mannelijke tout court. Ying Fang mist verder het ontwapenende dat Zerlina’s seksualiteit onweerstaanbaar hoort te maken. Blijven over: Gaëlle Arquez en Adela Zaharia als gevallen vrouwen met een gebroken hart. Vocaal om bij te smelten, zij het visueel-inhoudelijk te weinig uitgewerkt.
Vanuit de orkestbak herhaalt Antonello Manacorda de krachttoer van zijn Da Ponte-trilogie in De Munt. Hoewel deze keer iets te gespierd, is zijn lezing er een van duidelijke keuzes, in het kielzog van de regie vaker wel dan niet met kapitalen benaderd. Manacorda versmaadt echter het raffinement niet, kortom hij verkoopt Mozarts ziel niet aan het verwachtingspatroon van de tegenwoordige tijd. Comme il faut…
Gehoord & gezien in Opéra Bastille (Parijs) op 01/10/2023.
Copyright foto: Bernd Uhlig / OnP