Een pad van tranen: Caroline Guiela Nguyen verweeft afzonderlijke verhalen tot de geschiedenis van een land
Caroline Guiela Nguyen & Les Hommes Approximatifs, ‘Saigon’
Koloniaal overheerst, in tweeën gescheurd, platgebombardeerd: gespreid over nog geen halve eeuw, zagen Vietnamezen hun land tijdens de 20ste eeuw ingrijpend veranderen. Het debacle van de Amerikaanse bemoeienis en het gewapend conflict met Cambodja dat daar op volgde, zijn genoegzaam bekend. Dat Vietnam voordien aan de Franse invloedssfeer onderhevig was, tot de kolonialisten door een met Amerikaanse financiën gesteunde nationalistische beweging werden verjaagd, is een kapittel dat op de schoolbanken echter minder wordt onderwezen. Reden te meer voor theatermaakster Caroline Guiela Nguyen, wiens roots deels in Vietnam liggen, om aan de hand van afzonderlijke biografische puzzelstukken de kroniek van dat land te vertellen. ‘Saigon’, zoals de huidige hoofdstad Ho Chi Minh vroeger heette, is een lappendeken waarbinnen individuele verhalen verweven worden tot een geschiedenisles, die Guiela Nguyen vanuit de ontroerbaarheid van een psychologisch portret gestalte geeft.
Ongeveer drie en een half uur lang kijkt het publiek naar een Vietnamees restaurant, dat zich in twee tijdsgewrichten situeert. Saigon anno 1956 laat Guiela Nguyen op die manier naadloos overlopen in het Parijs van eind de jaren ’90. Het menu, de aankleding, zelfs het platform voor een rondje karaoke: tijd heeft geen vat op dit stuk vaderland dat een gebroken gezin exporteerde naar het verre Frankrijk. Deze scenografische couleur locale komt niet neer op kitscherige folklore, maar vormt integendeel een plek waar het verleden verder leeft, en waar de hoop op het overwinnen van de droefenis om de tragedies die het bestaan getekend hebben wortel schiet.
Behendig zapt Guiela Nguyen heen en weer tussen vroeger en later, waarbij het voltooid verleden van wat eens Saigon was zich almaar duidelijker aftekent in het Parijs van vier decennia nadien. Kan de toeschouwer zich initieel nauwelijks inleven met de onderkoelde verhouding tussen Antoine en zijn moeder Linh, dan blijkt gaandeweg dat zij zich behoedt voor karaktertrekken van wijlen haar Edouard, de biologische vader van zoonlief. Hao, die ondanks zijn moreel onbevlekte staat van dienst toch als collaborateur wordt beschouwd in het kruitvat dat Saigon ten tijde van het nationalistische bewind wordt, blijft vanuit Parijs op zijn beurt verlangen naar zijn eerste liefde Minh, die zijn van verlangen doordrenkte brieven blijkbaar nooit ontvangt. Zij verdwijnt, hij keert uiteindelijk terug om er een ander land aan te treffen.
Anders dan in Hao’s tijd identificeert de jongere generatie zich niet meer met de Franse cultuur, maar – via fastfoodketens en Michael Jackson – met de Amerikaanse. Het is de ironie van de geschiedenis: wat wordt uitgeroeid, blijkt langzamerhand in de ziel van het volk ingebed. De vijand heeft zich met andere woorden binnenin genesteld en is deel geworden van de moderne identiteit, waarmee Guiela Nguyen de intrigerende dynamiek tussen het historische en het hunkerend-illusoire bewustzijn weergeeft. Alsof de mens datgene waarmee hij niet kan samenvallen uiteindelijk wil afstoten, zij het dat het proces van versmelting zich reeds zodanig heeft voltrokken dat het resulterende amalgaam per definitie een hybride is tussen authentiek en uitheems.
Frans chanson vormt een emblematische rode draad doorheen de opvoering. In hoe de Vietnamese bevolking de Franse cultuur internaliseert en tegelijk onvrijwillig omvormt tot een Indochinees brouwsel, ziet Guiela Nguyen een metafoor voor het beloop van collectieve assimilatie. De regisseur integreert de grensidentiteit van de uitgeweken Vietnamezen op verscheidene niveaus binnen haar opvoering. Doelbewust krijgen kromtaal, lokale zeden en een vanuit Europees standpunt exuberant beleven van emoties een plaats binnen de enscenering, die dus het volledige spectrum bestrijkt dat tussen oer-Vietnamees en oer-Frans ligt. De gezichten, de mensen, de verhalen: het zijn grensgevallen, geografisch verloren tussen het moederland en de noodgedwongen bestemming.
Waar voelen deze individuen zich thuis? Dat verschilt van mens tot mens. De een wil terugkeren om er een kapitale vergissing ongedaan te kunnen maken – een hartverscheurende tantaluskwelling. Een ander weigert de oversteek te maken naar de plaats waar zij zichzelf verloochende, terwijl haar zoon er omwille van de narcistisch-pathologische genen van vaderszijde niet in slaagt haar perspectief te nemen en haar lijden te zien. ‘Je vivrai pour deux’ van Sylvie Vartan, dat als orgelpunt ten gehore wordt gebracht, vat de smartelijke queeste samen die de personages zichzelf lijken op te leggen. Zo compenseert Cécile haar toenemend gezichtsverlies met de verstikkende zorg voor een inwijkeling die niets van haar moet weten. En ook een Vietnamese moeder die haar kind tijdens de Tweede Wereldoorlog verliest in een conflict waar haar volk helemaal niets mee te maken heeft, leeft ‘voor twee’: jaarlijks herdenkt ze de existentie die hem werd ontnomen, waardoor hij voor een avond schijnbaar tot leven komt.
‘Saigon’ is een teder portret dat overloopt van eenzaam lijdende mensen. Guiela Nguyen laat het onvermogen zien om littekens uit het verleden te laten helen, in een polyfone opvoering die qua psychologie wel eens te uitleggerig dreigt te worden en qua sentiment te demonstratief. Dit gaat ten koste van het overkoepelende politiek-ideologisch raamwerk, waar Europeanen gemiddeld gesproken schandalig weinig over weten. ‘Saigon’ is kortom geen feilloze creatie, maar knap is dat Guiela Nguyen er in slaagt haar opvoering boven de particuliere Vietnamese context uit te tillen. In wezen zijn deze verhalen – hoe identitair geladen ook – van alle tijden en alle plaatsen, want ze laten de menselijke conditie zien – het menselijk tekort dat zich vanuit een impliciet in alle karakters aanwezige intentionele barmhartigheid louterend manifesteert.
Gezien in deSingel op 26/05/2023.
Copyright foto: Jean-Louis Fernandez