Taal verdeelt, taal verzoent: DE HOE bekvecht richting een nieuw begin
DE HOE, ‘Vechtstuk’
‘Waar het niet waait, daar stinkt het’, aldus een plattelandswijsheid zo oud als de koeien en de knotwilgen. Anders gezegd: echtelijke ruzies zijn een louterend gegeven via hetwelke het fundamentele verschil tussen partners bespreek- en overbrugbaar wordt gemaakt. Tenminste, als het conflict kan uitmonden in iets wat op een consensus lijkt, een soort gemene deler op basis waarvan een nieuwe verstandhouding kan groeien. Wat echter als de talige hypertrofie van het meningsverschil het enige jargon is waarmee man en vrouw elkaar nog kunnen benaderen? Wat als er niet meer gesproken wordt, doch enkel geschreeuwd? Wat als empathie en begrip holle frasen zijn, en beide partners zich achter hun eigen gelijk verschansen, om dat gelijk met giftige tong te verdedigen?
De impasse lijkt totaal bij de kinderloze dertigers die Greg Timmermans en Ans Van den Eede op scène voorstellen. Geen woord dat hij zegt, botst niet op een nijdige repliek. Ook hij is echter geen heilige, hoewel hij – tot haar frustratie – quasi voortdurend in die rol kruipt: de te kort gedane wederhelft, zonder wiens engagement zij vandaag helemaal niet zou zijn wie ze is. Gaandeweg ontrafelen auteurs Wannes Gyselinck en Ans Van den Eede onderliggende dynamieken die de aanslepende wanverhoudingen tussen het koppel in stand blijken te houden. Zij wordt zodanig ontzien in de nasleep van haar depressie, dat ze zich niet meer gezien voelt. Misschien lokt zij net daarom aanvaringen uit, opdat hij in dergelijke geschillen eindelijk het masker van zorgende levensgezel afzet? Hij ziet haar voor vol aan wanneer hij tegen haar uitvliegt, doch hoe duurzaam kan een dergelijke relatie zijn?
Hij grossiert op zijn beurt in het klassieke cynisme van de eenzaat. Haar vrienden, die andere paden bewandelen? Die hebben uitsluitend vrienden om zichzelf te overtuigen van hun zin voor avontuur en hun succes, klinkt het. Mogelijks heeft hij zich zodanig met zijn identiteit als zorgende geïdentificeerd, dat tekenen van haar autonomie – in casu sociaal contact, dansen op een feest – zijn zelfperceptie onder druk zetten. Wie is hij, als zij geen gewonde vogel is? Wie is hij, als hij – nota bene na urenlang research! – uitgerekend bij IKEA te horen krijgt dat zij volgens haar helemaal geen nieuwe keuken nodig hebben?
Anders dan het ‘vechtstuk’ par excellence – Edward Albee’s onovertroffen ‘Who’s afraid of Virginia Woolf?’ – laveert DE HOE doelbewust tussen registers. Van concrete twist naar abstracte reflectie: aan een paar zinnen hebben de spelers genoeg om de oversteek van anekdote naar mijmering te maken. In die zin is ‘Vechtstuk’ een product van deze eeuw, ook wanneer Van den Eede met het doorbreken van de vierde wand haar paradepaardje bovenhaalt. Twijfel omtrent ‘echtheid’ creëren bij het publiek, en zodoende de realiteit van het stuk nog dieper laten inwerken op de zaal: het gimmick heeft effect, ook al is er niets nieuws meer aan.
Minder effectief is de wat oubollige komedie waarin Timmermans en Van den Eede verzanden eenmaal de lichten doven, zogezegd door een waterlek. Er wordt chaotisch over en weer gebeld met de bevoegde diensten, uiteraard zonder resultaat. Deze clowneske situatie vormt een noodzakelijke theatrale cesuur, maar doet tegelijk afbreuk aan het niveau waarop de rest van de dialoog zich situeert. Het vernuft van Gyselincks en Van den Eede’s stuk zit immers in de wijze waarop het banale als herkenbaar exempel wordt ingezet, om daarachter meer fundamentele problemen te ontsluieren. Als verbale schermutselingen de modus parlandi zijn geworden, kan taal dan nog een instrument zijn van verzoening?
Wel via de metafoor. De metafoor van een schip dat, na eindeloze herstellingen, niets meer bevat van het oorspronkelijke schip, en toch immer onder dezelfde naam vaart. De relatie als continu evoluerend organisme, waarbinnen de transformatie van de ander geen verraad is, maar een wezenskenmerk, een blijk van vitaliteit. Daar kan de bombarie van Gotye’s ‘Hearts a mess’ niet tegenop, evenmin als een gefilmde stadswandeling op een gedicht van Rod Smith – het einde te veel, voor een stuk dat in beknopter formaat meer impact had kunnen hebben.
Gezien in CAMPO Nieuwpoort op 27/01/2023.
Copyright foto: Michiel Hendryckx