Van verleden naar toekomst, van traditie naar reveil…of wat Johan Inger en Jan Martens niet met elkaar gemeen hebben
Opera Ballet Vlaanderen, ‘Tempus Fugit / FUTUR PROCHE’
Bach op een vleugelpiano naast hedendaags repertoire op klavecimbel: het lijkt de wereld op zijn kop. Toch programmeert Opera Ballet Vlaanderen de derde op klavecimbelmuziek geënte voorstelling van Jan Martens (na de succesvolle producties ‘any attempt will end in crushed bodies and shattered bones’ en ‘Elisabeth gets her way’) in combinatie met ‘Tempus Fugit’ van Johan Inger, de internationaal vermaarde choreograaf die dit bewuste werk in 2013 creëerde voor Ballett Basel. De herneming is geen exacte kopie van het origineel, maar de grote narratieve lijnen zijn ongewijzigd gebleven. De vervlietende tijd uit de titel verwijst naar de eindigheid van het bestaan, wat zich concreet vertaalt in schetsmatig geëvoceerde stadia van rouw. Dierbare flashbacks van een man aan wijlen zijn vrouw raken aan momenten van leegte en verlies in het heden, kortom de chronologie neemt een loopje met het idee van lineair verlopende tijd.
Diametraal tegenovergesteld is Jan Martens’ meest recente werk, dat vooruit kijkt naar wat heel binnenkort te gebeuren staat. Voortdurend dringt het heden de nabije toekomst binnen – een nieuw heden dat wederom een toekomst herbergt. Bijgevolg is de ‘futur proche’ die zich via Martens’ beeldtaal verwerkelijkt nooit voltooid, maar immer in realisatie. Het eerste luik van zijn ongeveer anderhalf uur durende stuk is een afbeelding van de menselijke bedrijvigheid die de tijd als dusdanig voelbaar maakt. Ongenadig tikt de klok voort – bij de gratie van met mathematische precisie uitgevoerde composities die Goska Isphording live uitvoert – en de mens is veroordeeld tot het achterna hollen van die cadans, maar tegelijk verleent het opgelegde ritme zin en betekenis aan de collectieve beweging; omdat er een morgen bestaat, kunnen we vandaag leven.
De repertoirekeuze is overwegend gericht op amorfe, repetitieve partituren, op het laatst bevrucht met psychedelische elektronica die een apocalyptische droomsequens begeleiden. Na een kuip gevuld te hebben met water en er een louterend bad in genomen te hebben, blijft slechts een krampachtige verstarring over – is dit de door de mensheid geïnduceerde stijging van de zeespiegel, van waaruit het leven niet langer kan zijn wat het was, en de beweging als dusdanig aan banden is gelegd? Martens zou Martens niet zijn als hij niet hooguit een suggestief beeld zou aanreiken, en dat maakt ook de kracht van zijn choreografie uit. Meer dan over louter de onmiddellijke dreiging van een ecologische ravage, gaat ‘FUTUR PROCHE’ immers over hoe de mens zich als individu kan verhouden tot een collectief, van braaf in de pas lopen tot dissident uit de maat stappen.
Ook voor een ontmoeting met de ander is tijd nodig – net zoals de ruimte van een ander niet mijn ruimte is, zo begint het contour van de ander van zodra het ‘ik’ het heden niet langer beheerst. De prachtige openingsscène tast dit idee als het ware af, zich ontwikkelend vanuit het individuele richting de gemeenschap. Die polariteit loopt trouwens als een rode draad doorheen de hele opvoering, waarbij Martens de uniciteit en eigenheid van een afzonderlijk lichaam verheerlijkt, maar evengoed laat zien hoezeer het particuliere lijf betekenis kan geven aan een gemeenschappelijk ballet. Ook hier neemt Jan Martens, anders dan bijvoorbeeld Alain Platel, geen morele stelling in: zijn artisticiteit vertrekt in de eerste plaats vanuit de esthetisch-gevoelsmatige beleving, waar ethiek en eventuele (maatschappij)kritiek secundair aan zijn.
Wat dit betreft is ‘FUTUR PROCHE’ dan weer wel verwant aan ‘Tempus Fugit’, dat weliswaar veel klassieker is opgevat, zowel idiomatisch als verhaaltechnisch. Hoewel virtuoos uitgevoerd en geraffineerd qua kostumering, scenische rekwisieten en belichting, doet het ballet kunstmatig aan naast de naturel die de dansers bereiken onder Martens’ supervisie. Bovendien is de keuze voor Albina Skvirskaya als vertolkster niet ideaal, want zij ramt de romantische escapades van Busoni’s onstuimige Bachadaptatie door haar klavier. Het leidt tot een uitvoering waar het engagement vanaf spat, maar de verfijning soms ver te zoeken is. Dat kan van klavecinist Goska Isphording dan weer niet gezegd worden, hoewel haar trip langsheen repertoire van Pēteris Vasks, Janco Verduin, Graciane Finzi, Anna Sigríður Þorvaldsdóttir, Erkki Salmenhaara en Aleksandra Gryka ten langen leste een beetje monochroom begint aan te voelen.
Ondanks het thematische verwantschap is de afstand tussen ‘Tempus Fugit’ en ‘FUTUR PROCHE’ gigantisch voor wat betreft vorm en stijl, maar het muzikale manco vormt helaas een gemene deler. Bovendien bestuiven beide werelden elkaar niet: waar ‘Tempus Fugit’ zich escapistisch tot de realiteit verhoudt, vormt het hier en nu van de dansers het materiaal waarmee Martens in ‘FUTUR PROCHE’ aan de slag gaat. In diptiek komen kortom vooral de onderlinge verschillen boven water. Deze keer is de som dus niet groter dan haar afzonderlijke delen.
Gezien in Opera Gent op 19/11/2022.
Copyright foto: Filip Van Roe