De gaten maken de groep: Compagnie Cecilia creëert spitse en schrandere comedy
Compagnie Cecilia, ‘Monstera’
Een gesloten deur, vier stoelen en een kamerplant: ziedaar het prototype van een wachtkamer. Een wachtkamer die leidt…waarheen? De vijf personages die in ‘Monstera’ tot elkaar veroordeeld zijn, weten het zelf niet. Allemaal koesteren ze andere verlangens. Wat ze achter die gesloten deur hopen te vinden, zegt veel over wie ze zijn en hoe hun bestaan er tot dan toe heeft uitgezien.
Van de gefrustreerd-betweterige godsdienstlerares tot een muzikale eendagsvlieg die zichzelf tot genie meent te moeten uitroepen: grabbelt Compagnie Cecilia in de ton met archetypes, op zoek naar een laagdrempelig humoristisch effect? Zeker weten, en toch ontpoppen de karakters zich tot meer dan het stereotiep dat ze initieel lijken te belichamen. Achter de narcistische trekken van diegene die zich als artiest profileert, gaat angst en kwetsbaarheid schuil. En onder de bitsige toon van de lerares, schuilt een peperkoekenhart.
Het transformatie van personages die zich anders ontpoppen dan initieel voor mogelijk wordt gehouden, is uiteraard een klassiek gegeven in de literatuur en het theater. De metamorfose die het spelerskwintet hier ten tonele brengt, is kortom niet opzienbarend op zichzelf. Wel frappant is hoe organisch de teneur van ‘Monstera’ wijzigt, van dijenkletser tot gevoelige parabel over universele menselijke kwetsbaarheid.
De personages mogen dan wel uitvergroot zijn qua rariteit, in wezen voert Peter Monsaert, die het stuk samen met de acteurs creëerde, zonderlingen op zoals er tallozen zijn, vreemde eenden die tegen wil en dank niet aan de sociale norm weten te voldoen, en daardoor op zichzelf aangewezen zijn.
Niet onlogisch, maar daarom niet minder hartverwarmend, is de evolutie die deze zogezegde randfiguren als groep doormaken. Eerst zijn het nog individuen die de ander als intrigant beschouwen, als potentieel gevaar voor hun eigen dromen. In het hart van dit wantrouwen ontkiemt echter zoiets broos als een collectief, een gevoel een som te zijn van delen. Het ‘ik’ heeft een stem, maar het ‘wij’ kan zingen en swingen. Het slot, dat manifest maakt dat de gesloten deur voor eigenlijk alle personages een sociaal isolement markeert, rammen Monsaert en co gelukkig niet door de strot.
‘Monstera’ eindigt dus niet met een sentimenteel pleidooi voor verbondenheid, althans niet expliciet. De ploeg gaat immers veel subtieler te werk. Wat als de toeschouwer nu net geen groep te zien krijgt, maar het afbrokkelen daarvan, en wat dat doet met de personages? Wat als diegene die het minst van al aan de groep leek te hangen nu net de hand reikt om gered te worden? Van een ingehouden en geraffineerde apotheose gesproken…!
Qua kolder en slapstick is ‘Monstera’ rechttoe rechtaan, maar het inhoudelijke en gevoelsmatige discours is subtiel, ja zelfs poëtisch. Een dergelijke tweedeling gaat overigens niet helemaal op, want bijvoorbeeld in de rol van Tom Ternest komen beide polariteiten op natuurlijke wijze samen. Een ineengedoken postuur, als het ware weggemoffeld in te grote kleren – een mens die wil eroderen, letterlijk wegschilferen. En zodoende daadwerkelijk anderhalf uur velletjes rondstrooit: het is én aandoenlijk, én hilarisch, én verfijnd.
Ook Robrecht Vanden Thoren weet trouwens perfect hoe hij sterk uiteenlopende registers moet integreren: gestaag brokkelt zijn masker af, tot hij – in een even catchy als broos lied – zijn ziel bloot legt. Ineens iedereen muisstil. Nochtans was ‘Monstera’ een dolle komedie?
Monsaert en co laveren behendig tussen genres, en laten het publiek de eer om het orgelpunt zelf te ontrafelen. Dit is hoe superieure comedy eruit ziet: ritmisch, spitsvondig, vakbekwaam, maar ook schrander, zowel vormtechnisch als inhoudelijk. En dus? Dus maken de gaten de groep…of de monstera zou geen monstera zijn.
Gezien in De Expeditie (Gent) op 17/11/2022.
Copyright foto: Kurt Van der Elst