De vrouw als lustsubject: zeventiger Viviane De Muynck viert lijf, lust en leden van een dertigjarige
Viviane De Muynck & Jan Lauwers / Needcompany, ‘Molly Bloom’
Over ruim een maand is het weer zover: 16 juni, oftewel Bloomsday. In Dublin en ver daarbuiten wordt ‘Ulysses’ herdacht, de roman die James Joyce in literaire kringen onsterfelijk maakte. Een feestdag voor een boek? Zoiets, ja. ‘Ulysses’, enkele jaren geleden nog grondig hervertaald en gemoderniseerd tot ‘Ulixes’ door het onvolprezen duo Erik Bindervoet en Robbert-Jan Henkes, capteert één dag uit het leven van Leopold Bloom en zijn entourage, anno 1904. Joyce kruipt diep in het hoofd van zijn protagonist, wiens verleden en manier van denken vanuit zijn cognitieve en emotionele beleving van het heden worden ontleed. Tot op vandaag omvat ‘Ulysses’ het meest beroemde exempel van de stream of consciousness, een stilistische techniek waarmee een auteur niet per se coherente ideeën overbrengt, maar een wervelende gedachtestroom in zijn zuiverste gedaante.
Aan het slot van ‘Ulysses’ komt evenwel niet de mannelijke protagonist aan het woord, maar diens wederhelft Molly, op dat moment 34 jaar jong. Haar zogeheten ‘soliloquy’ is een stortvloed van overwegingen, eerder flarden of spinsels dan een uitgewerkte uiteenzetting. Helemaal conform Joyce’s stream of consciousness kortom, en binnen de roman een onverwacht culminatiepunt, omdat tegenover het mannelijke, enigszins cerebrale perspectief een veel intuïtiever en lichamelijker standpunt wordt geplaatst. Joyce incorporeert de feminiene factor met andere woorden volgens het vigerende stereotiep: minder doorwrocht, meer impulsief, veel onbeschroomder ook. Een dergelijk spagaat op basis van gender is vandaag eigenlijk al te evident, al slaagt Joyce er wonderwel in het spectrum van zijn roman te completeren met een meer mondaine toets – in abstracte termen, los van seksualiteit, een tijdloze artistieke geste. Alsof de lezer, na de intellectuele en letterkundige bravoure van de vuistdikke roman, via de taal zelf kan terugkeren naar wat het leven is: een poging de ander te kennen en ontmoeten, en zich onderwijl zelf uit de sleur van de maatschappelijke zeden en de beperkingen van het eigen lichaam te bevrijden.
Al in 1999 gingen theatericoon Viviane De Muynck en regisseur Jan Lauwers met het laatste kapittel uit ‘Ulysses’ (‘Penelope’) aan de slag. Een kleinzoon van Joyce verbood echter verdere opvoeringen, waardoor het duo na enkele clandestiene lezingen in Duitsland plannen voor een tournee opborg. Inmiddels is Joyce’s oeuvre evenwel rechtenvrij geworden, wat betekent dat De Muynck niet langer illegaal in de huid van Molly Bloom hoeft te kruipen. Ruim twee decennia na de eerste verkenning, is het overigens nog steeds niet verwonderlijk dat Lauwers de regie zo goed als onzichtbaar maakt, en wel omdat alle actie zich in het denken afspeelt. De ruimte moet vooral een substraat zijn voor Molly’s verbeelding, en bijgevolg oogt de scène kaal. Een tafel en twee stoelen, waarvan de ene Molly’s wettelijke echtgenoot en de andere haar buitenechtelijke minnaar voorstelt: daar moet De Muynck het mee doen. Vanzelfsprekend is de grande dame van het Vlaamse toneel daarmee in haar element: op de haar typerende anarchistische en schijnbaar nonchalante wijze, herkauwt ze de overrompelende monoloog tot een aandoenlijk portret van een vrouw die niet alleen in haar huwelijk, maar ook in haar tijdsgewricht gevangen zit.
In de context van #metoo is Joyce’s blik misschien te mannelijk: De Muynck etaleert maar al te graag hoezeer Molly verknocht is aan de potentie van haar lichaam. Is het niet typisch een blijk van het mannelijke verlangen dat een vrouw als het ware als gekooide nymfomane wordt opgevoerd? Joyce gaat echter veel verder: hij laat zien hoe het begerige lichaam in de weg zit doch ook emancipeert, omdat het een vesting is die haar man nooit definitief kan veroveren. Het is haar poort naar de vrijheid, en tegelijk haar ketening: haar extatische ja-woord aan Bloom – lees de wereldvermaarde slotwoorden er nog maar eens op na! – laat zich simultaan lezen als een tragische kerstening jegens een onderdrukkende samenlevingsethiek, een pijnlijk afscheid van alles wat ze later nooit meer zal zijn. De ander naderen, is verloochenen wie je had kunnen zijn?
De Muynck maakt van een mythe een mens, zonder het enigma aan te tasten. Al is de vraag of een meer geïntensifieerde mise-en-scène, in plaats van de tot het uiterste doorgetrokken soberheid, het portret niet verder had kunnen vervolmaken?
Gezien in Vooruit op 11/05/2022.
Copyright foto: Maarten Vanden Abeele