Kinderspel voor de ouderdomsdeken: Herbert Blomstedt walst de Wiener Philharmoniker doorheen Die Romantische
Herbert Blomstedt & Wiener Philharmoniker, Sint-Baafskathedraal Gent
Een zware tel, gevolgd door twee lichtere: de signatuur van de Weense wals staat in de Westerse muziekgeschiedenis gebeiteld, ver voorbij de grenzen van de klassieke muziek. Denk maar aan Leonard Cohens wereldberoemde ‘Take this waltz’, waarvan de titel het motto werd van de jongste editie van Gent Festival van Vlaanderen. Na de recente impasse door corona (de zware tel?) haalde artistiek directeur Veerle Simoens alles uit de kast om van de huidige jaargang een onvergetelijk spektakel te maken. Onvergetelijk, als vanouds? Jazeker, want na de obligate handspoeling bij het betreden van de Sint-Baafskathedraal mochten de mondmaskers aan de kant. Dat cultuur niet zonder zuurstof kan, hebben we de voorbije maanden geweten…
Zoals het adagium doet vermoeden staat de wals de komende weken centraal op de Gentse cultuuragenda. Voor de aftrap van het festival haalden de organisatoren ’s wereld meest vermaarde orkest van stal. De Wiener Philharmoniker staat dankzij haar jaarlijkse nieuwjaarsconcert zowat symbool voor het genre van de klassieke wals, maar tot spijt van wie het benijdt dirigeerde ouderdomsdeken Herbert Blomstedt twee standaardwerken uit het repertoire, met name Schuberts Onvoltooide (achtste) en Bruckners Romantische (vierde) symfonie. Uit het hoofd én uit het hart: de 94-jarige Blomstedt behoefde geen noot op papier – wat je noemt musiceren par coeur.
Sinds jaar en dag verschillen de meningen over de Sint-Baafskathedraal als concertzaal. Een doorzichtige klank genereren leek er de vorige edities schier onmogelijk, ook al passeerden een aantal topdirigenten en dito orkesten de revue. De nagalm geneert immers al snel een wolligheid die raffinement en elastische texturen in de weg zitten, zo beweerde ook ondergetekende. Tot een orkest als de Wiener Philharmoniker er neerstrijkt, en alle reserves komen te verwateren. Reeds in de eerste maten van Schuberts ‘Unvollendete’ puurde Blomstedt een glasheldere sonoriteit uit de contrabassen. In zijn totaliteit ontvouwde de eerste beweging zich tot een deinend avontuur tussen intimiteit en monumentaliteit.
In de tutti blies Blomstedt nooit texturen op: dat grandeur niet hetzelfde betekent als bombarie, hoeft niemand de hoogbejaarde dirigent uit te leggen. Energie manifesteert zich onder zijn baton niet via de parameter volume, wel als een collectieve intensiteit, die in contrast met de individuele solistische kwaliteiten van vooral de houtblazers maximaal rendeerde. Haast spelenderwijs werden de kamermuzikale dialogen in het tweede deel opgepikt en uitgewerkt, uitmondend in een haast transcendente harmonie zoals alleen wereldvermaarde orkesten die weten te bereiken. Meer dan de som van haar delen, is het timbre van de Wiener Philharmoniker een ontroerend mysterie. Eén om nimmer te ontrafelen.
Waar ‘spelenderwijs’ uiteraard geen blasfemische term is in de context van Schubert, ligt dat volgens sommige dirigenten anders bij Bruckner. In de vier bewegingen van diens Romantische symfonie injecteerde Blomstedt telkens lichtheid en souplesse, daar waar de traditie epiek en devotie suggereren. Het openingsdeel, waarin het klanklandschap zich gestaag ontvouwt, had geen behoefte aan spreekwoordelijk rookgordijn: Blomstedt minimaliseerde het dweperige ten bate van een meer feeërieke en pittoreske sfeer, via dewelke de partituur haar programmatische inhoud volledig oversteeg. Bijgevolg werd de Romantische geen symfonie van hoogtes en laagtes, of al evenmin een ervaring met essenties naast ballast. Zoals alle grote Bruckner-interpreten bereikten dirigent en orkest een schitterende symbiose tussen het clair-obscur dat nu eenmaal de vormentaal van de componist uitmaakt.
Wars van geldingsdrang of pronkziek detaillisme, lieten de uitvoerders de muziek ‘gewoon zichzelf’ zijn. Dat is een joekel van een cliché, maar het was niet anders. Blomstedt lijkt, met het voortschrijden der jaren, steeds minder te willen toevoegen, om integendeel steeds radicaler terug te keren naar het wezenlijke. Dat is: wat geschreven staat, wat klinkt. In casu: een klankkathedraal, in het Sint-Baafs ronduit perfect uitgevoerd.
Wie gisteren rond half elf de Gentse klokken hoorde beieren, weet waarom. Er werd geschiedenis geschreven. Geschiedenis die minstens een aantal decennium over de tongen zal gaan, tot de Wiener Philharmoniker hopelijk nog eens aanmeert…
Gehoord tijdens het Gent Festival van Vlaanderen op 06/09/2021.