Dankzij deze review hoef je ‘Beckett’ niet te zien
‘Beckett’ (2021)
De laatste nieuwe Netflix-toevoeging uit Griekenland is er eentje met John David Washington en Alicia Vikander in de hoofdrollen. Smullen geblazen, zou je denken, ware het niet dat ‘Beckett’ even snel in elkaar zakt als een platte moussaka.
Griekse Tragedie
Een jong Amerikaans koppel, Beckett (John David Washington) en April (Alicia Vikander), gaat op vakantie naar Griekenland. Ze verblijven in Athene, waar economische en politieke onrust heerst na de crisis van 2008. Het is onrustig in de straten, dus besluiten ze de bergen in te trekken. Op weg naar hun hotel valt Beckett in slaap achter het stuur. Hij rijdt dwars door de gevel van een huis, waar hij nog even een vrouw met een roodharig jongetje ziet voor hij bewusteloos raakt. Wanneer hij wakker wordt, verneemt hij dat April de crash niet overleefde en voor hij het goed en wel beseft wordt er op hem geschoten en zit de Griekse politie achter hem aan.
Het is zoeken naar lichtpunten in ‘Beckett’. Aangezien Alicia Vikander al na twintig minuten uitgespeeld is, komt de film al snel op de schouders van John David Washington terecht. De zoon van Denzel heeft de laatste jaren gelukkig al bewezen dat hij die verantwoordelijkheid aankan. Na hoofdrollen in kaskrakers als ‘Blackkklansman’ en ‘Tenet’ zou dit een eitje moeten zijn. En dat is het ook. Washington is op geen enkel foutje te betrappen. Hij overstijgt de film.
Hitchcock of ‘Samson en Gert’?
Al de rest valt het best te omschrijven als een zootje, met het script op kop. Regisseur Fernando Cito Filomarino – neen, dit is geen Grieks gerecht – bedacht het verhaal temidden van iets waarvan we alleen maar kunnen hopen dat het een koortsdroom van heb ik je daar was. De onbekende Kevin A. Rice maakte er vervolgens zijn allereerste scenario van. Het mag meteen bij één blijven. Het is mooi geweest, Kevin. Nou ja, schoonheid is relatief.
In de montagekamer hebben ze zich vermoedelijk het zweet tot in de bilnaad gewerkt om zowat elke scène twee keer langer te laten duren dan nodig. Dat valt vooral op in de eerste act. Die kan (lees: ‘zou moeten’) eigenlijk in tien minuten verteld worden. Er wordt te veel tijd besteed aan het laten zien van de prille verliefdheid tussen Beckett en April, terwijl je eigenlijk zo goed als niets over hen te weten komt.
Ook het verhaal komt op verschillende vlakken tekort. Er wordt een poging gedaan om een soort Hitchcockplot tot stand te brengen; een gewone man die door een stom toeval in een complot terecht komt en voor zijn leven moet vrezen. Daar stopt de vergelijking. ‘Beckett’ is namelijk doorspekt met een resem ongeloofwaardige elementen. Onbekende bad guys die uit het niets verschijnen, verdacht naïeve protagonisten en twists die zo verrassend zijn als een boeket bloemen op Moederdag. De rest van het plot is gewoon oninteressant en op geen enkel moment spannend. Toch vrij essentiële elementen voor een actiethriller. Het einde, tenslotte, is zo bij de haren getrokken dat zelfs Gert Verhulst en Hans Bourlon het tijdens een stevige LSD-trip niet hadden kunnen verzinnen. Alleen een wafelenbak had het nog lachwekkender kunnen maken.
Als je ooit voor de godgeklaagde keuze komt te staan tussen ‘Beckett’ en een aflevering van ‘Anouk Matton Privé’, kies je toch best voor het eerste. Misschien een gratuite dis naar die laatste, maar een betere poging om met een positieve noot af te sluiten zit er niet in. ‘Beckett’ is gewoon écht niet goed. Afvoeren, alstublieft.