Peter Verhelst: hoe overleven na de apocalyps?
Peter Verhelst, ‘2050’
Voor ‘2050’ selecteerde Peter Verhelst (1962) in totaal 81 gedichten. Sommige zijn kort en andere lang. De toon ervan is afwisselend teder en verdrietig, ja soms strijdbaar. Het is alsof hij zich met het oog op het iconische jaar 2050 afvraagt wie we willen zijn en waar de vijand zich schuil houdt.
Sinds het verschijnen van zijn roman ‘Tongkat’ (1999) bestaan er heel wat misvattingen over Verhelst. Zo wordt hij door sommigen als een moeilijk auteur weggezet. Anderen zijn dan weer van oordeel dat hij focust op het esthetische en nauwelijks voeling heeft met de huidige maatschappij. Wie enigszins met zijn proza en poëzie vertrouwd is die weet wel beter. Zo illustreert ‘Zon’ (2019), zijn vorige bundel, duidelijk zijn kritische houding tegenover de actuele samenleving en haar politieke kaste.
Een lange maar geen leuke tocht
In ‘2050’, zijn nieuwe bundel, kijkt hij op een vaak ontluisterende manier de toekomst tegemoet. In zijn typische taal, gedragen door door beklijvend nieuwe beelden, werpt hij ons talloze vragen voor de voeten. Wat staat ons in 2050 allemaal te wachten? Wie zullen we dan zijn? Hoe gevaarlijk is de nieuwe vijand? Komt er nog een feest, of is het allang voorbij?
Aan de hand van zijn gedichten laat Verhelst ons zien hoe onze samenleving en dit aardse tranendal er in de nabije toekomst eventueel kan uitzien. Het is een lange tocht en allesbehalve een plezierreisje zo waarschuwt hij:
‘Ben je bang voor deze reis?- / hij zal traag zijn en heet./ Ga op je zij liggen om de druk op je hart te beperken./ Je zult rode kleren dragen in je droom. ‘
Na de epidemie, aardbeving, modder, enzovoort is alles een gigantische puinhoop geworden. Het narratief ligt opgeslagen in kluizen met als enige illusie dat er ooit uit een verhaal redding zal komen. Wordt 2050 het begin van het einde van de wereld zoals we die ooit eeuwenlang kenden:
‘Het aantal gated community’s gaat gelijk op met de afbraak van de verzorgingsstaat, met de groeiende kloof tussen rijk en arm en met toenemende gevoelens van onveiligheid.’
Wrange beelden en slagzinnen waarmee de dichter een dam opwerpt tegen een oprukkend populisme en die tegelijk illustreren hoe de mensheid zich na de apocalyps gedraagt.
‘We kwamen er te laat achter/ dat er een grens was aan wat kon worden bereikt – op een dag/ zouden we verantwoording moeten afleggen.’
De dichter geeft ons armen
Hoe treffend is dan ook ‘… niets blijft, niets gaat ten onder…’ het motto dat hij koos voor ‘2050’. Een bundel met als onderliggende boodschap dat zelfs in een postapocalyptische wereld – zo blijkt uit de cyclus ‘You will live forever 2’ en ‘Adem uit’ – het leven niet definitief is opgehouden. De dichter geeft ons armen om de wereld te vangen als hij omvalt, maar eveneens armen om zelf omhelsd te worden als het iets minder goed met ons gaat. Hoe onzeker alles lijkt, Peter Verhelst biedt ons naar het einde van ‘2050’ nog een hoopvol perspectief.