Rutger Kopland, ‘Hoe zou het zijn om thuis te zijn’
Bloemlezingen zijn boeken voor luie mensen
Bloemlezingen zijn niet altijd evident leesvoer. Het is tenslotte een ander geweest, die van een derde besluit wat de moeite waard is om jou als lezer voor te zetten. Het is een beetje als een persoonlijk ‘best of’-album: uiteindelijk kun je beter alle albums van de band aanschaffen en door de mindere nummers de gouden platen zien. Marjoleine de Vos heeft getracht om haar visie op Rutger Kopland op een gedegen manier aan het lezerspubliek over te dragen. In haar inleiding verklaart ze waarom ze sommige gedichten wel en sommige gedichten niet heeft geselecteerd, welke reeksen eigenlijk in zijn geheel gelezen dienen te worden (maar toch niet in hun geheel geplaatst zijn) en tracht ze Koplands oeuvre uit te leggen. Eigenlijk is een bloemlezing dat ook: een overzichtelijk boek voor luie mensen.
Nu doet de Vos dat bloemlezen niet onverdienstelijk. ‘Hoe zou het zijn om thuis te zijn’ is het laatste deel uit de prestigieuze Turing-reeks, waarin verschillende auteurs en dichters aan bod komen. Zowel als samensteller als als bloemgelezende. Wat geen woord is, maar er wel een had moeten zijn, maar dat terzijde. Ze groepeert gedichten hoofdzakelijk per thema, of alleszins het thema dat zij erin ontwaart. Daardoor valt op dat veel van Koplands gedichten een tendens hebben om ‘de boom’ in te zetten: hetzij als metafoor voor het leven, hetzij als illustratie van de tuin in een voorbije gegane jeugd.
Kopland, oftewel Rudi van den Hoofdakker, was psychiater van beroep, maar uiteraard vooral bekend als dichter. De eer om ‘Dichter des Vaderland’ te worden, liet hij aan zich voorbij gaan. Allicht een vorm van bescheidenheid die ook in zijn gedichten is terug te vinden. Bijvoorbeeld in ‘Een lege plek om te blijven, nummer XIV’, een gedicht dat De Vos gelukkig in de bundel heeft laten staan.
‘Ga nu maar liggen liefste in de tuin,
de lege plekken in het hoge gras, ik heb
altijd gewild dat ik dat was, een lege
plek voor iemand, om te blijven.’
Naast een vorm van bescheidenheid vindt de lezer ook hier een zoektocht terug: een van de rode lijnen in Koplands poëzie. Zoeken en niet vinden. Het verloren gegaan van het verleden, het onzekere van de toekomst, de dood, de eenzaamheid: grote thema’s die Kopland op een weinig beladen manier kan neerpennen, zonder overdreven dramatisch te zijn maar wel met een bepaalde ernst. Die eeuwige queeste naar, ja wat, antwoorden?, is misschien het meest voelbaar in de G-cyclus, brieven aan een geliefde, waarvan niet duidelijk zijn of ze ooit verstuurd of aangekomen zijn, of G bestaat of een verzinsel is, maar niettemin niets aan schoonheid of liefde inboeten. Liefde, of slechts het residu ervan:
‘Die dagen met jou G, ze smaakten heel hevig
naar weinig, als de dag van een uitgesteld
afscheid, als je alleen wilt zijn en niet kan,
de smaak van oud brood al en restjes jenever.’
Zoals eerder aangegeven is een bloemlezing ook slechts een persoonlijke voorkeur voor bepaalde zaken, en zorgt het ervoor dat de lezer al behoorlijk gekleurd bepaald werk interpreteert en leest. Toch slaagt De Vos er in om Koplands gedichten op een mooie manier weer te geven. Prettig is ook dat ‘Jonge sla’, nochtans het bekendste gedicht van de dichter, niet is opgenomen. Mensen die echt voor de ‘greatest hits’ gaan zullen dus een andere bloemlezing moeten zoeken. Kortom: chapeau voor zowel de Vos als Kopland. Moge hij op het einde van zijn leven het antwoord hebben gevonden op zijn zoektocht.