Met Robert Macfarlane de ongerepte wildernis in
Robert Macfarlane, ‘De Laatste Wildernis’
Slechts weinig schrijvers kunnen zo boeiend en begeesterend over de zegeningen van de natuur vertellen als Macfarlane (45). Hij is zo’n uitzonderlijk iemand. De Brit, auteur van onder meer ‘Hoogtekoorts’, ‘De Oude Wegen’ en het aanbevelenswaardige ‘Benedentijd: reizen in de diepe tijd’ neemt de lezer in dit boek mee naar een handvol plekken die als ongerepte wildernis gelden.
De lokroep naar de natuur
Zo geeft hij in de introductie te kennen dat hij als docent Engels aan de universiteit van Cambridge in een sterk verstedelijkt en geïndustrialiseerd gebied leeft. Net daarom blijkt de lokroep naar de natuur zo immens groot. De mogelijkheid om heel even te kunnen ontsnappen aan de drukte, de chaos en de jachtigheid van het leven. Daarvoor riep hij de hulp in van Roger Deakin, een goede vriend en documentairemaker.
Bezoedelde wildernis
Macfarlane reist in ‘De Laatste Wildernis’ af naar een reeks vaak erg idyllische plekken in Ierland en Schotland. Onder meer naar de Skellig eilanden of Ynnis Enli, waar hij niet enkel de omgeving beschrijft maar ook dieper ingaat op de geschiedenis. Hij trekt erop uit en zoekt talloze eilanden, rivieren en bergen op. Zoals het Schotse Ben Hope, waar MacFarlane vaststelt: de berg blijft onverschillig ten aanzien van zijn lot. Bovendien leert hij dat er nog maar weinig plekken bestaan waar de inbreng van de mens volledig afwezig is. Zelfs daar waar je ongerepte wildernis zou verwachten, tref je rondzwervend vuil en plastic aan.
‘Ook hier, op ruim een kilometer van de stad waarin ik woonde, was nog ongerepte natuur. Ze werd belaagd door wegen en gebouwen, een groot deel verkeerde in gevaar en een klein deel lag op sterven. Maar op dat ogenblik leek het land te zinderen van woest licht.’
De blik inwaarts
Macfarlane neemt de lezer mee de wildernis in. Hij tracht vooral om via de beschrijving van de buitenwereld de blik inwaarts te richten. Memorabel is onder meer de passage waar Macfarlane besluit om geheel op zichzelf aangewezen te zijn. Uitgestrekte ruimte, wezenlijke stilte. En vervolgens de natuur die tot hem lijkt te spreken, hem bovendien influistert dat de band tussen mens en natuur in essentie een mysterieus raadsel is dat zich niet laat beschrijven. Toch tracht hij er vol moed een poging toe te doen. Op het einde van zijn vele tochten in de wildernis, keert hij terug naar Cambridge waar hij heel even het in allerhande bomen klimmende jongetje van weleer wordt. Een prachtige manier om dit verhaal helemaal rond te maken, zo blijkt.
Slimme observaties, heldere taal
De grote sterkte van dit boek is te vinden bij Macfarlanes talent om observaties en impressies van rijke natuurgebieden weer te geven in verzorgde, maar heldere taal. Dat maakt deze uitstekende heruitgave van het met illustraties opgeschaalde ‘De Laatste Wildernis’ misschien wel het ideale gezelschap voor avontuurlijk ingestelde lezers.