De complexe evenwichtsoefening tussen kunst en ethiek

De complexe evenwichtsoefening tussen kunst en ethiek

Leen Verheyen, ‘Foute kunst’ 4 out of 5 stars

Bestaat er zoiets als ‘goede’ en ‘foute’ kunst? Moeten kunstenaars altijd braafjes in de pas blijven lopen ? En zo, waar ligt daar dan de grens? Valt er van ‘foute’ of moreel verwerpelijke kunst echt te genieten? Het zijn dergelijke vragen die mee aan de basis liggen van ‘Foute kunst’.

De focus in dit boek ligt op de vaak erg complexe relatie tussen ‘foute’, te begrijpen als ‘moreel problematische kunst’ en haar scheppers. Daarbij haalt filosofe Leen Verheyen (UA) talloze voorbeelden uit de brede actualiteit aan. Zo bijvoorbeeld haalt ze de Me-Too hetze die ontstaan is rond Jan Fabre aan. Net als filmmakers als Woody Allen en Roman Polanski. Gemeenschappelijk is dat deze kunstenaars om diverse redenen in mindere of meerdere mate bij het brede publiek in ongenade zijn gevallen. Kunstenaars kunnen dus net als de kunst die zij scheppen onderwerp zijn van publieke controverse. Het reeds lang bestaande debat rond ‘goede’ en ‘foute’ kunst is dus nog lang niet beslecht.

Verschuivende opvattingen

Doorheen de tijd zijn zienswijze en opvattingen en rond kunst en ethiek wel veranderd. Wat in de tijd van Plato en Socrates misschien als ‘moreel verwerpelijk’ werd gezien, ligt in een aantal gevallen nu dus soms héél anders. Destijds werd poëzie gezien als potentieel verderfelijk voor de jeugd. Als ‘foute’ kunst, dus. Het zegt gelijk iets over de tijdloosheid van de kwestie. Kijken we even naar de actualiteit om te zien dat Verheyen het in haar boek even goed gehad kon hebben over de controverse rond het Stadsdichters project in Antwerpen. Of naar de gecontesteerde vertaling van de gedichten van de Amerikaanse dichter Amanda Gorman en het inroepen van hulp door middel van sensitivityreaders.

Autonomisering van kunst

In de loop van de geschiedenis werd kunst daarnaast ook steeds autonomer. Daar waar initieel kunstenaars een sterk onderdanige rol opnamen ten aanzien van mecenassen, financiers of geldschieters werd de creatie van kunst steeds vaker een gegeven op zich. Niet zelden organiseren kunstenaars zich grotendeels onafhankelijk of proberen ze om aansluiting te vinden bij gelijkgezinde kunstenaars en netwerken. Waarbij ook de kanttekening dat de kunstwereld vrijwel continu in beweging is en in vele opzichten (esthetisch, ethisch, financieel,.. ) evolueert.

Grotere gevoeligheid

Daarnaast heerst er door sterke mediatisering meer dan ooit een veel grotere gevoeligheid ten aanzien van ‘foute’ kunst en ‘foute’ kunstenaars. In het tijdperk van digitale media zijn kunstenaars meer dan ooit autonoom cultureel ondernemer die proberen met hun werk een eigen stempel op het landschap te drukken. Bovendien, zegt Verheyen, is het ook zo dat kunstenaars soms handig gebruik maken van de persoonscultus die niet zelden rond de kunstenaar bestaat.

In het denken over ‘foute’ kunst, zegt Verheyen, gaat het enerzijds over kunstenaars waarvan het gedrag of handelen in moreel opzicht ‘fout’ kan zijn. Zoals Jan Fabre, Woody Allen of Roman Polanski. Gemeenschappelijk is dat hun kunst net door hun moreel betwistbare gedrag of handelen niet langer autonoom beschouwd kan worden. Wat maakt dat ook het oordeel over hun kunstenaarschap en kunst in zekere mate hierdoor beïnvloed wordt.

Maar ook de kunstwerken zelf kunnen om de meest uiteenlopende redenen problematisch zijn of zo beschouwd worden. Illustratief in dit opzicht is het hedendaagse debat rond dekolonisering met daarbij de vraag naar de ontmanteling en contextualisering van verschillende, in moreel opzicht provocerende standbeelden zoals dat van bvb. Leopold II in Oostende.

Ethicisme als denkroute

Evenwel blijft de cruciale vraag hoe je jezelf mogelijkerwijs tegenover een moreel verwerpelijk kunstwerk of moreel verwerpelijke kunstenaar kan verhouden? Zo tracht Leen Verheyen duidelijk te maken dat het bewaken van de autonomie van kunst niet noodzakelijkerwijs een scheiding tussen kunst en moraliteit dient in te houden. In filosofisch opzicht is er een denkrichting die ‘gematigd moralisme’ heet. Die ziet de artistieke en morele kwaliteiten van een kunstenaar of kunstwerk in erg directe en nauwe relatie tot elkaar.

Een kunstenaar kan bijgevolg nooit echt helemaal losstaan van zijn of haar werk, stelt Verheyen. Dat is de centrale these waar ‘Foute kunst’ op voortbouwt. Immers, als je dat zou proberen, zou je ongetwijfeld al te veel informatie missen – een argument dat ze onder meer illustreert met literaire analyse waarbij ze Oscar Wilde en Jorge Luis Borges aanhaalt. Zo, stelt ze, kan je bij het oordelen over een kunstenaar of kunstwerk ook de attitude van de maker/kunstenaar in kwestie nagaan. Al blijft ook dat steevast een kwestie van goed afwegen:

“Het kan daarom zijn dat je een kunstwerk ook als moreel waardeloos moet zien. Wel is het van belang dat je dit morele aspect van de artistieke visie meeneemt. Het kan daarom zijn dat bij bepaalde kunstwerken de moreel problematische visie zwaarder doorweegt dan de artistieke kwaliteiten of omgekeerd. Dat is steeds een kwestie van genuanceerd en evenwichtig oordelen”.

Leren denken door kunst

‘Foute kunst’ is een klein, maar in vele opzichten erg bijzonder boek. Niet enkel doet het nadenken en reflecteren over de complexe relatie tussen kunst en ethiek. Vooral stelt het dat dat context en nuance bijzonder cruciaal zijn bij het oordelen over kunstenaars en kunst.

Related Images: