Offermans is steeds persoonlijk zonder particulier te zijn
Cyrille Offermans, ‘Een koort boven de afgrond’
Op de achterflap van Philip Bloms recente fictiedebuut prijkt een quote waarin het boek vergeleken wordt met het werk van Umberto Eco. Er bestaan slechtere aanprijzingen. Een paar weken terug recenseerde Cyrille Offermans Bloms roman in het tijdschrift De Groene Amsterdammer. Hij had zich de moeite getroost om het originele artikel uit de Frankfurter Allgemeine Zeitung op te diepen waaruit de Umberto Eco-vergelijking getild was. Wat blijkt? De quote is deel van een omvangrijker zin, die minder welwillend is dan de quote op de kaft doet uitschijnen.
Kritische reflectie
Het is dit soort betrokkenheid dat terug te vinden is in het lijvige ‘Een koord boven de afgrond’, het recentste deel binnen Offermans dagboekencyclus. De term dagboek is binnen deze context niet gelijk aan een inkijk in het onmiddellijke gevoelsleven van de Nederlander. De constante factor is hier kritische reflectie tot de wereld zoals die zich manifesteert voor Offermans.
Wanneer hij in het Maastrichtse museum Bonnefanten een tentoonstelling aandoet met de naam ‘Brueghel en tijdgenoten’ ergert hij zich aan de geringe omkadering. In een folder refereert het museum aan de Beeldenstorm van 1566, zonder daarbij het werk van Pieter Bruegel de Oude (1530-1569) aan te halen.
Je zou verwachten dat men de kijker zou aanmoedigen naar de picturale verschillen te zoeken met het werk van de vader. Liever nog: dat men daar zelf een aanzet toe zou geven, per slot van rekening is niets zo leerzaam als vergelijkend kijken.
Offermans toont zich hier veelvuldig als een schrijver die de lezer enthousiasmeert. Wanneer hij uitweidt over het oeuvre van de Italiaanse schrijver Roberto Calasso (1941-2021) wil je kennis nemen van diens boeken. Scherpe analyses over schrijvers zijn tevens legio aanwezig. Over Thomas Bernhard (1931-1989):
‘De muziek die alles bijeenhoudt’, dat is misschien de beste typering van Bernhards proza, vooral van het latere proza, dat steeds meer berust op een procedé van eindeloze herhalingen met variaties die naar een steeds sterker, zuiverder, hyberbolischer, onmogelijker formulering tasten, waardoor de associatie met barokmuziek, soms ook met seriële muziek zich opdringt.
Het raadsel van de genadeloze bergtoppen
Deze helderheid is echter niet altijd op het appel. Wanneer Offermans schrijft over de Europese literatuurprijs haalt hij uit naar de “permanente” aanwezige Amerikaanse amusumentsindustrie en dat er “uiterst sensibele luchtfilters” nodig zijn om te ontkomen om de “toxische” werking daarvan. Waarom wordt er geen concreet voorbeeld aangehaald? Nu leest het pakweg als de verzuchting van een cultuurpessimist als Theodore Dalrymple.
Na het bekijken van de film ‘Dear Comrades’ van Andrej Kontsjalovski noteert hij over de actrice die de hoofdrol speelt:
Een knappe vrouw, die Ldjoedmilla. Lang, slank, de vrouw van de regisseur, had ik begrepen. Haar mooie kop: een bevroren meer omgeven door genadeloze bergtoppen.
Het duizelt even in ons hoofd. Wat moeten we ons voorstellen bij een bevroren meer omgeven door genadeloze bergtoppen?
Dit alles verhindert evenwel niet dat ‘Een koord boven de afgrond’ het soort boek is dat aanvoelt als een lange ontmoeting met iemand die probeert maatschappelijke fenomenen te duiden vanuit een persoonlijk perspectief. Hier neemt iemand de moeite om zichzelf te verhouden tot een wereld die – jawel, we gaan een cliché gebruiken – steeds complexer wordt.