Hoe is het met ons geestelijk welbevinden gesteld?
Paul Verhaeghe, ‘Onbehagen’
In ‘Onbehagen’ werpt psychoanalyticus Paul Verhaeghe (1955) een kritische blik op de huidige samenleving. In een voor iedereen verstaanbare taal lijst hij de oorzaken op van heel wat zaken die bij een mens voor ongenoegen zorgen.
Gaat uiteindelijk niet vrijwel alles terug naar het verleden? Naar de oudheid? Was het niet Plato die droomde van een ideale staatsvorm? Of Aristoteles die beschreef hoe de mens een goed leven kan hebben. Eeuwen later blijven dergelijke vragen aan de orde van de dag. Filosofen, politieke ideologen en economen vragen zich nu af of de democratie in het gedrang komt en er een alternatief is voor deze minst slechte staatsvorm.
Rest bovendien de vraag hoe het komt dat er geen evenwicht is tussen wat de samenleving van een burger verwacht en waar hij meent aanspraak te mogen op maken. Het zorgt voor onbehagen dat zich op diverse vlakken manifesteert. Verhaeghe gaat op zoek naar de oorzaken hiervan, schetst een beeld van hoe alles is veranderd maar komt niet met utopische oplossingen aanzetten. Wat hij doet is de onrust en het ongenoegen bij de meesten wetenschappelijk analyseren en in kaart brengen.
Het recht van de sterkste heerst
De typische fenomenen zijn alom bekend: depressie, burn-out en de angst om te worden uitgesloten. Dat laatste heeft alles te maken met een constante wisselwerking tussen individu en een neoliberale samenleving. Het is uitgerekend een vrijemarkteconomie die gekenmerkt wordt door competitiviteit, groei en maximale winst die economische ongelijkheid in de hand werkt. Een op hol geslagen economie met alle gevolgen van dien. Professioneel en financieel succes, waarbij het recht van de sterkste heerst, is het hoogste doel geworden.
Ook al is de hedendaagse mens in vergelijking met vroeger vrijer geworden, het is hoe dan ook een economische vrijheid met als schaduwzijde een groot aantal individuen dat uitvalt. Ook al gaat Verhaeghe akkoord met de volgens Sigmund Freud onvermijdelijkheid van het onbehagen, toch zijn de oorzaken ervan complexer dan louter het spanningsveld tussen individu en maatschappij. Er is de omgeving die bepalend is hoe we ons ontwikkelen. Er is de dialoog met onszelf (heb ik het ideale lichaam, gezonde levensstijl, enzovoort?) Wie we zijn hangt ook af van de verwachting van anderen die ons doorgaans als beconcurrerende individuen beschouwen.
‘Burgers moeten over zelfkennis beschikken die hen in staat stelt voorbij hun angsten de mogelijkheden te zien die de maatschappij hun biedt en zich deze nieuwe mogelijkheden toe te eigenen. Zelfreflectie maakt dat mogelijk: het individu kan uit zijn sociale rol stappen en van een afstand zowel de samenleving als zichzelf bekijken en beoordelen.’
Het individu als autonoom wezen
Het heeft alles te maken met het wezen van de mens wiens denken en doen door de groep wordt bepaald, een door wetenschappelijk onderzoek bewezen stelling. Een gegeven dat in contrast staat met de hedendaagse theorie die benadrukt dat het individu een autonoom wezen is. Het is in het licht hiervan dat hij als psychoanalyticus focust op de neoliberale samenleving die uiteraard aan evolutie onderhevig is. In vergelijking met de jaren zestig waarin het accent op gemeenschap lag, is naar het einde van vorige eeuw een individualisering op gang gekomen.
‘Studie van primaten bevestigt wat we eigenlijk al wisten: we willen samenwerken, maar tegelijkertijd willen we ook een mooi plekje in de zon, liefst zelf het mooiste. De sociale controle, die zo typisch is voor leefgemeenschappen van mensapen, zorgt ervoor dat onderlinge verschillen binnen de perken blijven en bovendien evenredig zijn met de inspanningen die het individu levert. In mensentaal uitgedrukt: loon naar werken.’
De toekomst ziet er somber uit
Ofschoon Verhaeghe geen pasklare oplossingen biedt, wellicht om als wetenschapper aan elke ideologie te ontsnappen, zal er volgens hem wel altijd polarisatie, ongelijkheid en onbehagen bestaan.
‘Bevorder samenwerking, zorg voor een rechtvaardige herverdeling, geef mensen autonomie, en het onbehagen zal klein zijn.’
De toekomst ziet er niet zo positief uit. Steeds meer jongeren hebben aangepast of bijzonder onderwijs nodig, anderen doen op psychologische hulpverlening een beroep. Het gebruik van psychofarmaca neemt toe en alsmaar meer mensen zoeken hulp voor psychologische of psychiatrische aandoeningen. De belangrijkste oorzaak van het onbehagen is volgens Verhaeghe te wijten aan de spanning tussen autonomie en verbondenheid.
‘Autonomie en verbondenheid lopen in elkaar over. Ik denk na over mijzelf in verhouding tot anderen – zonder de verbondenheid met anderen is er simpelweg geen ‘mijzelf’. Het bewust nadenken over wie ik ben en over mijn verbondenheid met anderen, kan vervolgens leiden tot bewuste keuzes.’
Het aantrekkelijke van een boek als ‘Onbehagen’ is dat Paul Verhaeghe complexe problemen op een heldere manier analyseert en in een niet academisch jargon naar de lezer brengt. Wars van elke ideologie houdt hij ons een spiegel voor waarin we nu eenmaal moeten kijken.