Stefan Zweig vat de wereld in korte, gebalde fragmenten
Stefan Zweig, ‘Licht in het donker: veertien historische miniaturen’
Het werk van de illustere Oostenrijkse schrijver, essayist en humanist Stefan Zweig (1881-1942) is uiterst veelzijdig. Zijn bekendste romans en essays zoals onder meer ‘Schaaknovelle’ en ‘De wereld van gisteren’ behoren zonder meer tot het allerbeste van de wereldliteratuur. Zweig was niet enkel een erudiet kosmopoliet maar ook een veelschrijver. Zo publiceerde hij biografieën over Maria Stuart, Marie Antoinette, Erasmus en Montaigne. ‘Licht in het donker: veertien historische miniaturen’, uit het Duits vertaald door Bart Van Kreel, neemt echter een wat aparte plaats in diens literaire nalatenschap in.
Tijdloze scharniermomenten
Wat in het Duits Sternstunden heet, oftewel – volgens Zweig : ‘dramatisch geconcentreerde, noodlottige uren, waarin een tijdspannige beslissing wordt geperst in een enkele datum, enkel uur en vaak slechts een minuut’. Allesbepalende scharniermomenten dus die de gehele wereldgeschiedenis doen kantelen. Dat blijkt al uit het openend stuk rond de Romeinse politicus en redenaar Marcus Tullius Cicero. Daarin licht hij toe hoe Cicero besluit de politiek vaarwel te zeggen en zich niet langer zorgen te maken rond de res publica (de publieke dimensie) om vervolgens in de nasleep van die beslissing opgejaagd en finaal brutaal vermoord te worden.
Soms speelt het toeval een ongekend grote rol. Neem de verovering van Byzantium (1453), waarin een kleine, inderhaast vergeten af te sluiten toegangspoort (de Kerkeporta) een sleutelrol blijkt te vervullen. Ook verderop blijkt hoezeer het lot van de wereldgeschiedenis afhankelijk is van allesbepalende momenten waarin het toeval de sterk overheersende factor blijkt. De verovering van Constantinopel of de ontdekking van de Stille Oceaan (1513) door Nunez de Balboa bijvoorbeeld. Of de totstandkoming van Händels’ ‘Messiah’ die weergeeft dat de hier gebundelde verhalen niet enkel opgehangen zijn aan een zekere historische gebeurtenis maar tezelfdertijd ook aan een markante figuur. Zo passeren onder meer Cicero, Händel, Goethe en Scott de revue. Evengoed gaat het om figuren die door het toeval wat minder bekend/gekend zijn gebleven, zoals Rouget De Lisle – auteur van de Marseillaise.
Lering trekken uit het verleden
Als lezer geraak je bijzonder snel geïntrigeerd door deze van literaire kwaliteit doordesemde essays die chronologisch gebundeld werden. Zweig toont zich hier wederom als een uiterst belezen grootmeester die over een rijke, maar bovenal erg secure taal beschikt. Interessant om op te merken is ook dat Zweig niet enkel beschouwende, historische essays aanbrengt, maar ook zijn liefde voor poëzie (‘Heroïsch moment’ – Dostojevski, 1849) en toneel (een epiloog bij een ontvoltooid drama van Tolstoj) vormgeeft.
Zoals hij ook in het voorwoord bij de allereerste uitgave uit 1927 stelde, heeft de geschiedenis echter ‘geen helpende hand nodig, maar slechts woorden die haar vol respect beschrijven’. In die missie slaagt Zweig met verve. Hij reikt de lezer allerhande inzichten aan, maar beoogt vooral om lering trekken uit het roemruchte verleden. Daarin speelt het toeval een nooit te overschatten rol. Geschiedenis wordt in de deskundige handen van Zweig zo uiterst leesbaar en toegankelijk. Een aanrader dus. Wie het werk van Zweig wat genegen is: er verschijnt bij uitgeverij Ijzer eerstdaags ook biografisch werk rond Michel de Montaigne.