Een aangrijpend familieportret van Lieve Joris
Lieve Joris, ‘Hildeke’
Na ‘Terug naar Neerpelt’, waarin ze het over haar bewonderde en verguisde broer Fonny had, duikt Lieve Joris (1953) met ‘Hildeke’ terug in haar familiegeschiedenis. Een met verve geschetst portret van een zus met het syndroom van Down, die na de dood van haar ouders, onder de hoede van haar broer en zussen komt te staan.
Na op jonge leeftijd het ouderlijk huis te zijn ontvlucht en een voortdurend onderweg zijn naar verre landen wordt Joris naar Vlaanderen teruggeroepen om voor haar bejaarde vader te zorgen. Het confronteert haar met haar jeugdjaren en het kroostrijk gezin waarin ze is opgegroeid. Zelf was ze de middelste in de familie. Negen kinderen met twee extremen: een drugsverslaafde broer en een zus met het syndroom van Down. Over haar broer Fonny en zijn teloorgang had ze het uitgebreid in ‘Terug naar Neerpelt’ (2018).
Dit keer staat haar lieve en kwetsbare zusje Hildeke centraal in een verhaal waarvan de teneur grotendeels door een sterke aanwezige vaderfiguur wordt bepaald. Een vroegere verificateur van de belastingen – vroom katholiek – die met alle mogelijke middelen protesteert als zijn aanvraag voor een financiële tegemoetkoming voor zijn ‘debiel’ dochtertje aanvankelijk wordt afgewezen. Een door rechtvaardigheid gedreven pater familias die het niet kan hebben dat jongeren een studiebeurs ontvangen, terwijl zijn Hildeke in de kou blijft staan.
Na de dood van zijn vrouw gaat het minder goed met hem. Hij is volledig van zijn kinderen afhankelijk en belandt na verloop van tijd in een zorginstelling. Een voor de man vreemde wereld die wars van elke vorm van sentimentaliteit aan de hand van schrijnende dialogen in beeld wordt gebracht. Er zit voor hem, naar wie in de gemeente werd opgekeken, niets anders op dan het leven er lijdzaam ondergaan.
‘Nadat de verpleegster hem in bed had gelegd, bleef ik nog even bij hem. Mijn angst hem achter te laten in deze nieuwe omgeving, bij vreemde mensen, was groot, en ik had het nare gevoel hem dit gelapt te hebben, zoals hij het zelf in betere tijden zou hebben genoemd.’
Een hechte band met het thuisfront
Het is zonder meer een niet geringe verdienste van Joris haar zus niet clichématig – mongooltjes lachen altijd – te hebben geportretteerd. Ze is iemand, die ondanks haar beperking de dingen duidelijk aanvoelt. Bovendien lukt het haar aardig met haar directe entourage te communiceren. Haar hart gaat altijd naar de anderen uit. Het heeft er vast mee te maken dat ze nooit een geïsoleerd leven heeft geleid. Haar moeder maakte er destijds een punt van haar bij alles te betrekken. Net zoals de auteur na de dood van haar moeder zich meer met haar familie verbonden voelt. Waar Joris zich ter wereld ook bevindt haar hechte band met het thuisfront wordt nooit doorgeknipt. Zelfs niet bij haar aankomst in China:
‘Bij mijn aankomst in China begon het treuren om mijn vaders dood opnieuw. (…) Als ik de film van mijn vaders laatste uren in mijn hoofd durfde afspelen, rolden de tranen over mijn wangen en vloog de futiliteit van het leven me aan.’
Een zachte aai voor de wang
In het tweede deel gaat in talloze levensechte scènes alle aandacht naar Hildegarde uit. Hierbij valt op hoe onvoorwaardelijk en eerlijk ze de wereld bekijkt en ze het heengaan van haar ouders nooit heeft aanvaard. Met geoefende pen beschrijft Joris hoe haar zusje door alle gezinsleden met liefde wordt omringd. Iedereen draagt op zijn manier zijn steentje bij om haar leven zo aangenaam mogelijk te laten verlopen. Soms veroorzaakt zulks ook spanningen tussen de broers en zussen. Het confronteert zelfs op een gegeven moment de auteur met zichzelf: ‘net als de meeste Jorissen heb ik last van een kort lontje.’
Maar dan is er op het juiste moment weer Hildeke die zonder een woord te zeggen over haar wang aait alsof ze aantonen wil dat het allemaal niet zoveel voorstelt. Hildeke die voor het laatst in het ziekenhuis lacht naar enkele broers en zussen, waarna een verpleegster zegt: ‘Ze is stervend, dat weet je toch?’
Met ‘Hildeke’ bewijst Lieve Joris overvloedig dat ze nog iets anders kan dan schrijven over Afrika, Oost-Europa, China en de Arabische wereld. Dit is een boek dat je eenmaal de laatste regel hebt gelezen je geruime tijd in zijn greep weet te houden.