Het traumatische leven van Maurice Gilliams
Annette Portegies, ‘Weerspiegeld in een waterglas. Maurice Gilliams 1900-1982’
Het is lang wachten geweest op de biografie van Maurice Gilliams (1900-1982) wiens naam onlosmakelijk met ‘Elias of het gevecht met de nachtegalen’ verbonden blijft. Nagenoeg twintig jaar heeft Annette Portegies (1968), beroepshalve uitgever bij Querido, eraan gewerkt. Het resultaat is navenant: een biografie van een schrijver die zich laat lezen als een roman over homoseksualiteit, misbruik, een mislukt huwelijk en een buitenechtelijk kind.
De jonge Gilliams, enig kind van drukker Frans Gilliams en Louise Lambrechts, groeit op als een kwetsbaar en in zichzelf gekeerd jongetje. Amper negen jaar oud wordt hij door zijn ouders naar het Sint-Victorsgesticht in Turnhout gestuurd. Hij wordt er als intern door medeleerlingen gepest, seksueel misbruikt en voelt zich door heimwee verscheurd. De gevolgen blijven niet uit.
De jonge Maurice trekt zich, om zich tegen het kwade en onheil te beschermen, in een imaginaire wereld terug. Een oefening om buiten zichzelf te treden zoals zijn alter ego Elias hierover later getuigt. Bij zijn terugkeer uit Turnhout in Antwerpen laten zijn ouders hem inschrijven in Sint-Lodewijk, waar hij andermaal het mikpunt van spotternij is. Dit keer vindt hij er gelukkig steun bij enkele vrienden. Schrijft hij hierover in ‘Ontwarringen’:
‘De leerlingen van onze klas noemden ons afgunstig en omdat ze door ons niet aangetrokken werden “de drie bloemenmeisjes.”’
Het zadelt hem in die periode van zijn leven op met een problematische seksualiteit en een gestoorde relatie naar meisjes toe. Zo ervaart hij zijn kennismaking met Georgina Springer, die hem als twaalfjarige jongetje vioolles geeft, als beangstigend. Georgina maakt op hem echter zo’n overweldigende indruk dat ze, na haar vertrek naar Amsterdam, de intense band met zijn moeder heeft doorbroken.
De tijd van zijn leven in Amsterdam
Te jong om als veertienjarige naar het front te worden gestuurd beleeft hij tijdens de Eerste Wereldoorlog de tijd van zijn leven. Omdat vader Frans en moeder Louise over de nodige financiële middelen beschikken vinden ze in Amsterdam onderdak bij een kennis. Het verblijf bevalt er hem uitstekend, zo blijkt uit ‘Ontwarringen’:
‘Ik zou bijna zeggen: Amsterdam is niet de stad van zang, maar de heerlijke veste van het woord: het koel en helder gezegde, de spraak die naar het hart gaat.’
Gilliams die in het Frans is opgevoed heeft er tijdens zijn verblijf zijn Nederlands fel verbeterd. Eenmaal terug in het bezette Antwerpen loopt hij er geen school en wordt er teruggedrongen in zijn eigen belevingswereld. Hij leest er boeken uit de uitgebreide bibliotheek van zijn vader maar is vooral in de ban van J.H. Leopold. Het is in de voetsporen van laatstgenoemde dat hij dichter wil worden. Op zijn zestiende debuteert hij onder het pseudoniem Floris van Merckem met ‘Dichtoefeningen’. Vijf jaar later volgt zijn officieel debuut met ‘Elegieën’.
Een mislukt huwelijk en een buitenechtelijk kind
Belezen als hij is komt hij sowieso in contact met de geschriften van Nietzsche. Het leert hem dat ook zelfanalyse een literaire vorm kan aannemen. Van Paul Valéry steekt hij op dat emoties maar beter later, nadat ze zijn overdacht, kunnen worden neergeschreven. Adviezen waar hij voor zijn poëzie, maar evenzeer bij het schrijven van Gregoria of een huwelijk op Elseneur’ en ‘Elias of het gevecht met de nachtegalen’ terdege rekening mee heeft gehouden.
‘Gregoria of een huwelijk op Elseneur’ is het verhaal van Elias Lasalle, zijn alter ego, wiens huwelijk al na de eerste huwelijksnacht op de klippen loopt. In werkelijkheid gaat het over het tragische huwelijk van Gilliams met Gabriëlle Baelemans, een gefortuneerde brouwersdochter. Een pijnlijke periode die hem zwaar tekent en uitmondt in een lange echtscheidingsprocedure. Op zoek naar nieuw geluk hertrouwt hij met Maria De Raeymaekers. Een verpleegster met wie hij als broer en zuster samenleeft. Helemaal trouw is hij haar bepaald niet.
Passieve zelfmoord
Hij houdt er een relatie op na met Regine Leboy, een ravissante jonge vrouw, bij wie hij een zoon verwekt die hij weigert te erkennen. Het is een van de talloze traumatische ervaringen uit het leven van een man, die voortdurend sukkeltmet zijn gezondheid en van jongs af aan behept is met suïcidale gedachten. In een dergelijke context is het niet verwonderlijk dat Portegies, naar het einde van haar biografie toe, tot de conclusie komt dat Maurice Gilliams’ dood in 1982 wel eens het gevolg van een passieve zelfmoord zou kunnen zijn.
Het is alleszins een niet geringe verdienste dat Annette Portegies met aandacht voor detail, een subliem genuanceerde biografie van Maurice Gilliams heeft geschreven. Een schrijver die ze portretteert als een man die ‘bezijden de waarheid’ heeft geleefd. Wie weet is ‘Weerspiegeld in een waterglas. Maurice Gilliams 1900-1982’ de aanzet tot een heuse Gilliams-revival?