Stefan Zweig zag chique dames in Oostende flaneren
Stefan Zweig, ‘Het land tussen de talen’
‘Het land tussen de landen’ is een verzameling reisimpressies van Stefan Zweig (1881-1942). De schrijver van het succesvolle ‘De wereld als gisteren’ bezocht voor het eerst België in 1902. De in het boek opgenomen reportages overspannen de periode 1902-1928.
Verhaeren en Maeterlinck gaven niet thuis
Wie zich een beeld wil vormen hoe Brugge, Oostende, Ieper, Leuven en andere steden er in een vorige eeuw uit zagen kan maar beter Stefan Zweig lezen in plaats van naar oude prentbriefkaarten te kijken. Dat de uit Wenen afkomstig welgestelde Joodse schrijver naar België kwam afgezakt is beslist geen toeval.
Dankzij de Vlaamse in het Frans schrijvende dichter Emile Verhaeren was zijn liefde voor dit kleine land tussen de Europese grootmachten ontstaan. En had hij ons land leren kennen. Maar ook andere Belgische schrijvers als Maurice Maeterlinck, Charles De Coster en Camille Lemonnier waren voor hem geen onbekenden.
Net als Fernand Khnoff, Constantin Meunier en Frans Masereel, kunstenaars over wie hij in ‘De wereld als gisteren’ uitgebreid schreef. De nog jonge Zweig bezocht In 1902 België met de bedoeling er Maeterlinck en Verhaeren te bezoeken. Geen van beiden gaf helaas thuis.
Vermeende aristocraten in Oostende
Hij kon dus maar beter halthouden in zeestad Oostende. Het waren de hoogtij-jaren van de omstreden koning Leopold en de beau monde die zich in chique paleisachtige gebouwen ophield. Het Oostende van weleer valt in niets meer te vergelijken met het Oostende van vandaag waar voortdurend wordt gesloopt en alsmaar hoger wordt gebouwd. De vroegere koning der badsteden waar Zweig zich indertijd thuis voelde is al lang niet meer.
Ze was voor hem een badplaats waar echte en vermeende aristocraten elkaar ontmoeten en de pier, die ver in de zee reikt, symbool staat voor de grootste verwezenlijking van de moderne techniek. Of hij er zich in het casino-kursaal aan een gokje heeft gewaagd komt de lezer niet te weten. Feit is wel dat hij het casino heeft bezocht:
‘De magnifiekste toiletten, waarvan de eigenaressen soms echte, soms slechts variétéprinsessen zijn, zitten zusterlijk naast elkaar, en je treft er ook die talrijke internationale figuren aan van wie je alleen weet dat ze alle casino’s ter wereld hebben bezocht en dat ze daar nooit zullen ontbreken zolang de speelzalen geopend blijven.’
Tragiek van de dood in Brugge
In Brugge valt het hem op dat de kinderen er niet schreeuwen of herrie maken. Waar hij ook komt nergens ziet hij blije gezichten of vrouwen in vrolijke jurken. Het is voor hem een stad waar de moderne cultuur geen sporen heeft nagelaten, maar waar het symbolische en spirituele karakter hem sterk aantrekt. In 1904 logeert hij er weer en dringen de halve kloosters en begijnhoven hem een beeld van Brugge op waar niet aan het ontkomen valt. Een stad waar de tragiek van de dood nergens elders zo manifest aanwezig is. Hij wordt er bepaald niet vrolijk van:
‘Die volkse vrolijkheid van de Vlaamse steden, die klepperende klompendans van zingende kinderenscharen achter het spelende draaiorgel, dat kokette gezwaai met kleurrijke kledij – dat zie je hier nergens. En altijd en overal is het geluid gedempt.’
De wind van de wereld in Antwerpen
In Ieper heeft hij in 1928 geenszins een hekel aan de heropbouw van de stad na de Eerste Wereldoorlog. Hij mist wel het vroegere stadhuis (dat later wel terugkeerde) en tekent terloops op beeldbepalend dit gebouw – net als het Berlijnse Slot – voor de stad ooit is geweest. Tijdens zijn bezoek aan Antwerpen (1928) valt hem op hoeveel Duits er in de straten wordt gesproken. De stad roept bij hem herinneringen aan Amerika op.
‘Anders dan in Brussel en Luik, waar je ondanks de uitgestrektheid nog steeds de bekrompenheid en angstvalligheid voelt, waait vanaf de zee de wind van de wereld. Er hangt niets in de lucht dat hem tegenhoudt.’
Zweig profileert zich in ‘Het land tussen de talen’ als een scherpe observator. Iemand die, ondanks zijn kritische blik, de kunst beheerst te balanceren tussen afstandelijkheid en betrokkenheid. Els Snick vertaalde Zweig ‘Reportages uit België’ in het Nederlands en Piet Chielens schreef een nawoord. Kunstenaar Koen Broucke schilderde enkele taferelen voor deze bundel.