Hoe Zweigs personages lijden onder een zwaar hart
Stefan Zweig, ‘Fantastische nacht en andere verhalen’
In Max Ophüls’ film ‘Letter from an unknown woman’ (1948) nodigt levensgenieter Stefan (Louis Jourdan) een smachtende Lisa (Joan Fontaine) uit voor een treinuitstapje dwars door Europa. De glooiende Zwitserse landschappen, de Parijse drukte en Italiaanse vergezichten passeren de revue terwijl ze in conversatie verzonken zijn. Alleen: de treincoupé staat de volledige reis stil. Het zicht door het venster wordt geleverd door een beschilderd doek, dat door een fietsend mannetje van beweging wordt voorzien.
Het is een symptomatisch beeld voor het Europa na WO II. Wat echt leek, bleek een illusie. Max Ophüls’ film was gebaseerd op Stefan Zweigs kortverhaal ‘Brief van een onbekende’ (1922). Het verhaal is samen met een andere klassieker als ‘Schaaknovelle’ (1942) opgenomen in deze lijvige bundel.
Stefan Zweig (1881-1942) is ondertussen uitgegroeid tot een figuur die gekoppeld wordt aan het interbellum. Vooral als mecenas voor Joseph Roth (1894-1939) en auteur van ‘De wereld van gisteren’ (1942) is hij opgenomen in de annalen van de recente literatuurgeschiedenis.
Voor zijn dood was Zweig in de eerste plaats een uiterst populair auteur. Zijn romans werden gretig afgenomen, zijn kortverhalen waren in brede kringen bekend. De verhalen in deze bundel laten weinig twijfel bestaan over de redenen van die beroemdheid: Zweig laat de lezer ruim kennismaken met de emotionele boekhouding van zijn personages.
In een periode waarin de ideeën van landgenoot Sigmund Freud (1856-1939) doorsijpelden in de Oostenrijkse maatschappij, laten een deel van Zweigs kortverhalen (‘De Mondscheingasse’, ‘Fantastische nacht’, ‘Verhaal in de schemering’) zich lezen als regelrechte illustraties van Freuds theorieën. Personages ’trillen’ en ‘huiveren’ bijna constant van emoties. Ze dragen een zwaar hart.
Dat spervuur aan expliciet verwoorde wisselende zielstoestanden maken zijn verhalen bij momenten topzwaar. Toch overwint Zweigs talent als verhalenverteller dit euvel. In zijn beste momenten slaagt hij erin mensen neer te zetten in plaats van personages. De contouren van hun karakter geeft Zweig danig scherp weer dat ze zich vastzuigen in het geheugen van de lezers.
In ‘De dwang’ worstelt een kunstschilder met zijn plichtsbesef. Hij weet dat een gewisse dood hem wacht wanneer hij zich effectief aanmeldt voor zijn dienstplicht. Zijn geliefde smeekt hem af te zien van zijn reis richting hoofdstad en de daaraan gekoppelde militaire keuring, maar hij vertrekt toch.
‘Boekenmendel’ brengt het verhaal van boekhandelaar Jakob Mendel, die opgeslokt wordt door een immersieve liefde voor boekentitels. De steeds grimmiger wordende realiteit rond Mendel ontsnapt hem. Gesommeerd door twee soldaten om zich te begeven richting treinstation, vat hij niet wat hem te wachten staat op het eind van de treinreis.
‘Hij begreep niet wat ze van hem wilden, maar eigenlijk maakte hij zich helemaal geen zorgen (…) In zijn hogere boekenwereld bestond er geen oorlog, geen niet-begrijpen, alleen maar een eeuwig weten en nog-meer-willen-weten van cijfers en woorden, van titels en namen.’
Wie los van droge feiten zich een idee wil vormen van de Europese gemoedstoestand in een periode waar die Europese identiteit onder immense druk stond, leest Stefan Zweig.