Een andere kant van Mortiers schrijverschap
Erwin Mortier, ‘Glorie en Heerlijkheid’
Nagenoeg een kwarteeuw na zijn debuut met ‘Marcel’ serveert Erwin Mortier (1965) met ‘Glorie en Heerlijkheid’ zijn eerste verhalenbundel. Negentien verhalen die zowat het midden houden tussen een novelle en een klassiek kortverhaal. ‘Glorie en Heerlijkheid’ is allesbehalve een verzameling teksten die hij uit zijn rommelbak heeft gegrist.
Wie verhalen schrijft krijgt doorgaans te horen dat ze een prelude zijn van het echte werk. Een roman wordt per definitie nog altijd als het summum van proza beschouwd. Na zijn fel opgemerkt debuut met ‘Marcel’ (1991) volgde een rits romans. Met toppers als ‘Godenslaap’ (2008) en het onvolprezen ‘Gestameld liedboek. Moedergetijden’ ( 2011). Met ‘Glorie en Heerlijkheid’ laat hij een andere kant van zijn schrijverschap zien. Dat op het voorplat ‘eindelijk ook verhalen’ te lezen staat suggereert dat het genre best een boost kan gebruiken.
De kerkklok en meneer Verhove
In ‘Quatre-mains’ wordt een hyperrealistisch portret geborsteld van dame Cispà, een concertpianiste op haar retour. Ze geeft pianoles aan een knaap zonder talent, die naar haar opkijkt. De dag dat Carlos, een vrouwenversierder, in haar leven komt slaat zijn bewondering om in jaloezie.
Ongewenst zwangere meisjes aborteren en door oudere vrouwen vroedvrouw worden genoemd. Het overkomt Madeleine in ‘De engelenmaakster’. Een schoolvoorbeeld voor wie zich aan het schrijven van kortverhalen waagt. Melancholie en nostalgie zijn dan weer troef in ‘Het binnenwerk’. Het levensverhaal van meneer Verhove. Een horlogemaker die eenmaal per week de kerkklok juist moet afstellen. Onverbloemde seks troef in ‘Mouton retourneren’ waarin een dorpspastoor van jetje geeft.
‘Hij liep half grienend, half grijzend leeg in mij. Zijn zaad sijpelde over mijn dijen in het laken en de zon ging onder. Hij trok zijn sokken aan, borg zijn bleke billen in zijn pij, reed sprakeloos huiswaarts.’
Een brief voor Louis Seynaeve
‘De Kei’ is een brief van een priester-leraar gericht aan Louis Seynaeve, het hoofdpersonage uit ‘Het verdriet van België’, het absolute meesterwerk van Hugo Claus. Een aangrijpende getuigenis van iemand die ervan overtuigd is dat er maar drie eerbare beroepen zijn: priester, soldaat en dichter, om uiteindelijk tot deze onthutsende conclusie te komen:
‘Wij zijn verschijningen, Louis. Wij zijn nooit wat de anderen denken dat wij zijn. Bid voor mij. Schrijf voor mij. De volgende brief die gij van mij zult krijgen, zal mijn doodsbrief zijn. Tu es sacerdos in Aeternum zal daarin staan, ex utero ante luciferum genui te. Uit de baarmoeder des dageraads komt tot u de dauw van uw jeugd.’
Fictie schuurt de realiteit in ‘Groeten uit Nieuwvliet’. Een jongetje wordt gevraagd om op de oude moeder van meneer Duchenne te passen. Meneer Duchenne, die op het ministerie werkzaam is, is een belezen man. Na de dood van de oude vrouw neemt een en ander een verrassende wending, waarna het jongetje de herinnering aan meneer Duchenne blijft koesteren. Mortier portretteert hem raak:
‘Er waren er die zeiden dat hij in de loge zat, geheime tempels bezocht, wie weet wat nog meer. Hij was een tovenaar die de tijd kon rekken. Loom blies hij de seconden uit en liet ze in sluiers door de kamer drijven. Eén shagje, één gloeiend eeuwigheid lang bleef hij stil, tot de peuk bijna zijn vingertoppen schroeide.’
‘Glorie en Heerlijkheid’ lezen is mateloos genieten van onversneden vertelplezier. Erwin Mortier is niet alleen een talentvolle dichter en romancier, maar bewijst met deze bundel hoe hij het korte verhaal in al zijn mogelijke variaties perfect beheerst.