Het morele dilemma bij Cynan Jones
Cynan Jones, ‘Alles wat ik vond op het strand’
Al sinds het verschijnen van ‘De Burcht‘ (Koppernik, 2015) werd duidelijk dat de Welshe schrijver Cynan Jones (°1975) een bijzonder authentiek schrijver is. Zijn meest recente roman ‘Alles wat ik vond op het strand’ (vertaald door Manon Smits) vormt slechts de zoveelste bevestiging van zijn talent. Want eerder al lieten ook ‘Inham‘ (Koppernik, 2016), ‘De lange droogte‘ (Koppernik, 2018) en toekomstroman ‘De wetten van water‘ (Koppernik, 2019) een diepe indruk na. Telkens weer blijft Jones de lezer verrassen met kleine pareltjes die zowaar tot het allerbeste van de Europese literatuur gerekend mogen worden.
Het verhaal terugvorderen
Echt ‘nieuw’ is ‘Alles wat ik vond op het strand’ niet. Zo geeft de Welshe schrijver in het nawoord bij deze uitgave te kennen dat hij niet tevreden was met een eerdere gepubliceerde versie (nvdr: verschenen in 2011 bij Parthian, een kleine Welshe uitgeverij). Iets bleef maar aan de schrijver knagen, met name “het gevoel dat het toch niet helemaal mijn boek was”. De lockdownperiode deed een naar eigen zeggen “eerlijke poging om het verhaal terug te vorderen” ontstaan. Zo kreeg hij van zijn uitgever de opdracht om alle onnodige ballast en weinig relevante details in het oorspronkelijke verhaal uit te gommen. Met als resultaat dat er nu een redux-versie voorligt: een sterk uitgebeende versie van het verhaal waarbij de klemtoon helemaal ligt op het morele dilemma en conflict van hoofdpersonage Hold.
De openbaring van een moreel dilemma
In deze herwerkte versie verschuift Jones de lens naar de verstrengeling van de levens van Hold en Gregorz. Hold is een visser in een klein Welsh kustdorpje; een wat hulpeloze, tragische, passieve figuur die zich neerlegt bij de zinloosheid van het bestaan. Enige betekenis of houvast voor het leven zoekt hij, nauwelijks beschikkend over sociale contacten of netwerk, tussen zijn netten. Als hij op een avond wat konijnen schiet aan het strand, merkt hij plots iets vreemds op.
In een wat gammel bootje treft hij niet enkel een dode Poolse man aan, maar ook enkele verdacht uitziende pakketjes met wit poeder zowel als een nog werkende mobiele telefoon. De eerder passieve Hold krijgt daarmee een best groot dilemma voorgeschoteld. Enerzijds dient er zich schijnbaar uit het niets eindelijk een zo lang gewenste oplossing voor al zijn problemen aan. Anderzijds is er de overweging dat wondermiddelen natuurlijk niet bestaan en dat elke actie vanzelfsprekend ook bepaalde gevolgen met zich meebrengt. Het is een geschenk uit de zee, maar evengoed kan het ook een vergiftigd geschenk blijken te zijn:
Doe dit niet, dacht hij, ga ermee naar de politie en lever het in.
Onhoudbare spanning
Fans van Jones worden eigenlijk op hun wenken bediend. Want ook deze redux–versie past naadloos in een oeuvre dat vrijwel louter uit hoogtepunten bestaat. Ook nu weer gaat het over de complexe verhouding tussen mens en natuur. En ook nu weer deelt het leven stevige klappen uit. Met een wonderlijk gevoel voor minimalistische beschrijving weet Jones de lezer te raken. Zo leef je vrijwel direct mee met Hold, die ondanks alle klappen en tegenslagen in zijn leven toch maar steevast tracht het goede tracht te doen:
Dit gaat alleen mij aan. Dit zal alleen mij beïnvloeden, en als ik het goed doe zal het alles oplossen.
Bovendien slaagt Jones er als geen ander in om, zij het tergend traag en met een haast meticuleuze precisie, een haast onhoudbare spanning op te bouwen. Opmerkelijk is de manier waarop hij van een triviaal gegeven iets buitengewoons kan maken:
De telefoon krulde ineen tot foetushouding […] hij bedacht dat hij wat geheugenverlies in de dode man brandde.
Inhoud en vorm aan elkaar gewaagd
Samen met een wonderlijk poëtisch gevoel voor taal en verstilde beschrijvingen, levert Jones met het sobere ‘Alles wat we vonden aan het strand’ in essentie zowat alles waarop je als lezer kan hopen. Niet enkel is dit verhaal inderdaad een verhaal dat zomaar eens zou kunnen gebeuren*, ook en vooral bevestigt het Jones’ positie aan de top van de Europese literatuur. Want ook nu weer zijn zowel inhoud (een met spanning en suspens gelardeerde crimenovel met als naakte kern een knoert van een existentieel dilemma) als vorm (prachtige vertaling van Manon Smits en haast als vanouds bij Koppernik razend knappe beeldverzorging) heerlijk aan elkaar gewaagd. Meesterlijk.