Ongelijkheid werkt als een genadeloze machine

Ongelijkheid werkt als een genadeloze machine

Paul Goossens, ‘De ongelijkheidsmachine: een verborgen Europese geschiedenis 5 out of 5 stars

Met een dikke turf van een boek (meer dan 500 bladzijden!) tekent voormalig Europajournalist Paul Goossens voor een buitengewoon werkstuk. Op moment van schrijven is dit boek bijna aan een vierde (!) druk toe en zoals het ernaar uitziet, zullen er daar ongetwijfeld nog wel enkele op volgen.

Blinde vlek

Voor die bijzonder goed lopende verkoop zijn verschillende redenen te vinden. Al is economische ongelijkheid niet direct het type onderwerp dat de aandacht van de brede massa trekt. Onder impuls van erg invloedrijke economen als Thomas Piketty (het type rockster-econoom) en in mindere mate het duo Richard Atkinson/Kate Pickett (‘The Spirit Level’), is er in dat opzicht een zeer voorzichtige kentering waar te nemen.

In ons kleine, bescheiden taalgebied vult voormalig journalist Paul Goossens met de publicatie van ‘De ongelijkheidsmachine: een verborgen geschiedenis’ dus een best grote leemte. Want een brede ontsluiting van de geschiedenis van economische ongelijkheid was er tot op heden nog niet. Nu is die er dus eindelijk wél. Zo trekt Goossens op het einde van een lange loopbaan nog eens stevig aan de alarmbel. Het is nodig, stelt hij onomwonden. Net zoals de klimaatproblematiek met elke seconde urgenter wordt, geldt dat ook voor de groter wordende economische ongelijkheid.

Afgebakend en helder gestructureerd

Dit boek dat je eigenlijk alleen maar als referentiewerk kan categoriseren, valt uiteen in drie grote hoofdstukken. Eerst onderzoekt Goossens de historische wortels van (on)gelijkheid. Een brede brok wereldgeschiedenis dus waarbij onder meer de rol van de Kerk, kolonialisme en de economische impact van slavernij onder de loep worden genomen. In een tweede luik gaat hij dieper in op de economische (neoliberale) omslag in de Verenigde Staten tijdens de jaren zeventig en tachtig. Die vult hij als voormalig Europacorrespondent vervolgens aan met een kritische blik op Europa en het Europese beleid.

In de inleiding bakent Goossens zijn onderwerp meteen duidelijk af. Hij vertrekt voor zijn analyse vanuit een historische en sociaal-politieke lens maar houdt zich daarbij grotendeels afzijdig van de klimaatproblematiek. Reden: de auteur acht zich op dat vlak niet voldoende deskundig. Hoewel hij de lezer natuurlijk wel meegeeft dat er ontegensprekelijk een heel duidelijke samenhang bestaat tussen het economische en het ecologische. Al primeert in zijn boek vooralsnog het eerste. De door Goossens geformuleerde ambities zijn zeker niet min. Zo wil hij ‘de krachtcentrales van de ongelijkheidsindustrie met precisie lokaliseren, zodat ze geneutraliseerd kunnen worden’.

De machinaties van ongelijkheid

Ongelijkheid raast als een genadeloze machine voort. De toename van economische ongelijkheid houdt veel meer dan enkel de spreekwoordelijke kloof tussen ‘arm’ en ‘rijk’. In dat verband wijst Goossens op het democratisch deficit. Het draagvlak van de democratie dreigt danig uitgehold te worden. Hij wijst erop dat hoewel de ongelijkheid globaal genomen afneemt – hetgeen grotendeels terug te brengen is tot een mastodont als China – in vele landen in Europa de ongelijkheid wel degelijk aanzienlijk toeneemt. De woede daarover is dagelijks terug te vinden in kranten en tijdschriften, op het nieuws en in de media.

Toch valt ook op dat de aandacht veelal gaat naar de uitschieters. Naar die mensen die op relatief korte tijd een immense hoeveelheid economische macht en zeggingskracht hebben weten te verwerven. De grote techboys zoals Jeff Bezos of Elon Musk. Of machtspotentaten zoals Donald Trump. Of om dichterbij huis te blijven een van de vele Rijkste Belgen.

Erosie van het middenveld

Een van de belangrijkste inzichten in dit boek is de samenhang, de correlatie zo u wil, tussen de concentratie van economische macht (vaak verstrengeld met politieke belangen) en de erosie van het middenveld en dus van solidariteit tussen mensen / werknemers. Zo wijst Goossens er bijvoorbeeld op dat het allerminst een toeval is dat net de Verenigde Staten schitteren in afwezigheid van syndicale bonden of actie. Slechts zelden is er vanuit politieke hoek enige belangstelling voor dat middenveld. Als het sociale middenveld in verregaande mate erodeert, dan heeft het nauwelijks slagkracht en worden werknemers slechts een pion in een al te pervers machtsspel.

Zo is het al veel langer geweten dat in de Verenigde Staten cruciale beleidsterreinen zoals onderwijs en gezondheid zodanig georganiseerd en gestructureerd zijn dat deelname sterk afhankelijk is van wie het zich nog op financieel vlak kan veroorloven. Het lijkt er overigens heel sterk op dat ook Europa stilaan in die richting aan het bewegen is. Want ook bij ons in het kleine, bescheiden België komen cruciale pijlers zoals onderwijs, zorg of sociaal werk in de handen van de vrije markt. Ondanks de veelheid aan onderzoeken en inspanningen blijft het armoederisico immers best groot.

Belangrijke aanzet tot debat

De rol van Europa hierin is niet min, stelt Goossens vast. Toch valt na lectuur vooral op hoe enorm strijdvaardig de auteur nog klinkt. Ondanks alles is de hoop op beterschap nog lang niet verloren, lijkt het wel. Maar dan is een ernstig debat rond de rol van de vakbonden in dit tijdsgewricht wel noodzakelijk. De kern van zijn pleidooi zit immers vervat in de gedachte dat er enorm veel mogelijk is voor zij die helemaal van onderen uit (her)beginnen. En vooral voor zij die samen willen nadenken en werken aan een andere, meer op solidariteit en minder op ongelijkheid gestoelde wereld.

Related Images: