Modern is passé … Bij NTGent is de vraag belangrijker dan het antwoord
NTGent, ‘Just asking’
Een debuut genomineerd zien voor de American Book Award: het kan net zo goed een zegen zijn als een vergiftigd geschenk. Na ‘Edisto’, waarmee de Amerikaanse auteur Padgett Powell zich medio jaren ’80 internationaal op de literaire kaart zette, bestond onder critici consensus dat de schrijver zijn eersteling nooit zou evenaren. Tot ‘The interrogative mood: a novel?’ anno 2009 opnieuw opschudding veroorzaakte, en in Angelsaksische media op bijval kon rekenen. Bijzonder is de roman zeker, al is de vraag of het woord ‘roman’ op zijn plaats is. Powell introduceert namelijk geen welomlijnd personage, laat staan een plot. Er is immers alleen een stem die voortdurend vragen op de lezer afvuurt. ‘A novel?’, inderdaad.
Het procedé van het boek leidt als vanzelf tot de vraag rondom wie het boek eigenlijk draait. Is het aan de lezer om zich tot protagonist te ontpoppen, door de vragen te overpeinzen en bijgevolg onvrijwillig te beantwoorden? Of ontstaat uit de bizarre opeenvolging van zinnen toch een soort zonderlinge psychologie, de contouren van een mens die zonder informatie van zichzelf bloot te geven via de vragen alsnog toont hoe hij in elkaar zit? Meer dan een roman is ‘The interrogative mood’ een uitnodiging om de vraag zelf te overdenken. Is het geen aloude wijsheid en een basisprincipe in de filosofie dat de vraag stellen belangrijker is dan het antwoord formuleren? En welke plaats neemt het vragen vandaag in – maatschappelijk zowel als sociaal-psychologisch? Van Powell wordt niemand een inzicht rijker, want het hele boek speelt zich af in de geest van de lezer. Spannend, of veeleer postmoderne quatsch?
Logischerwijs is ‘Just asking’ gedoemd om een beperkt publiek te bereiken. Hoe intrigerend het experiment ook moge zijn voor de gemiddelde bellettrist, het blijft conceptuele kunst – meer statement dan moraal, meer idee dan verhaal. Dit vaststellen herbergt geen waardeoordeel. Wel brengt het weer een andere vraag naar de oppervlakte, met name: is de tekst geschikt om te bewerken voor het toneel? Een individu op de bühne is immers per definitie meer dan een stem, meer dan een abstracte uitnodiging waar een eventuele lezer zichzelf in kan terugvinden. Want de acteur is nooit een leeg omhulsel, het is een wezen van vlees en bloed. Door de tekst luidop uit te spreken, is er dan ook onmiddellijk de suggestie van een psychologie.
Ligt het aan de vertolker van ‘Just asking’ dat het publiek zich nauwelijks kan interesseren voor de vragen zelf noch voor het karakter dat uit de vloed van vragen ontstaat? Neen, want Oscar Van Rompay haalt zijn meest virtuoze spel naar boven opdat de opvoering nergens in monotonie zou vervallen. In regie van Peter Seynaeve, die samen met Van Rompay de integrale opvoering bedacht, blijft de acteur zelf centraal staan, zonder zich van rekwisieten of effecten te bedienen. Het is haast een ode aan het spel, want er wordt gespeeld zonder wezenlijke context – het spel staat als het ware naast de tekst, houdt er nauwelijks verband mee, staat quasi op zichzelf. Men herhale: spannend, of postmoderne quatsch?
Net door deze tweeledigheid wordt des te meer duidelijk dat de mens op het toneel geen mens is, maar dode letter blijft. Toch wordt er hier en daar wat afgelachen. Niet omdat ‘Just asking’ inzicht biedt of vernuftig in elkaar steekt, maar omdat de amper 75 minuten durende zit zodanig vermoeiend is dat de toeschouwer ernaar begint te kijken als naar stand-upcomedy. Zolang Van Rompays van zin en betekenis verstoken vraagronde humoristisch opgevat mag worden via een persoonsregie die elk woord tot op de bodem relativeert, hoeft de zaal zich immers niet het hoofd te breken over het vlieden der tijd. Over hoe passé dit soort moderniteit is. Over waarom theater tegenwoordig vooral geen theater lijkt te willen of mogen zijn.
Copyright foto: Michiel Devijver
Gezien in NTGent op 16/10/2020.