Arcade Fire keert terug naar af op ‘WE’
Arcade Fire, ‘WE’
Kan Arcade Fire het nog? Vijf jaar na het veel te gemakzuchtige experiment dat ‘Everything now’ heette, is het nu aan langverwachte opvolger ‘WE’ om die vraag te beantwoorden. Een ondankbare taak, maar ook een noodzakelijke, of toch voor een generatie indiekids die opgroeide met decade defining pareltjes als ‘Funeral’ en ‘The suburbs’. Is het Canadese collectief erin geslaagd de zure smaak van de voorganger weg te spoelen? Wij zeggen: ja, maar daar is alles ook wel mee gezegd.
Grote refreinen, grote emoties, harten op tongen…
Nu is eindeloos vergelijken met eerder werk van een artiest natuurlijk een favoriete, soms gruwelijk irritante, bezigheid van de meeste recensenten (mea culpa jongens), maar Arcade Fire maakt het op ‘WE’ wel heel verleidelijk. In alles lijkt dit namelijk een reactie op, en een rechtzetting van, ‘Everything now’. Weg zijn aldus de vreemde stilistische bokkensprongen, dat grappig bedoelde maar pijnlijk humorloze vernislaagje ironie, het eindeloos herkauwen van hetzelfde idee: op ‘WE’ keert Arcade Fire een heel album lang vooral op diens schreden terug. Grote refreinen, grote emoties, harten op tongen, de hele mikmak. Het missieobjectief was duidelijk: terug worden wat je volgens het grote (stadion)publiek moet zijn, als je Arcade Fire wil zijn.
Op zich niks mis mee. Maar een voormalige ‘local hero’ die naar de suburbs terugkeert na een minder-vruchtbaar-dan-verwacht verblijf in de grote stad om daar opnieuw zijn oude kunstje uit te voeren, verliest onherroepelijk wat van zijn eerdere allure. Dat gevoel bekruipt ons ook op ‘WE’ heel sterk: dat je gloriejaren herbeleven nog zo makkelijk niet is.
… achter een dik, doorzichtig gordijn
Het staat of valt natuurlijk bij de liedjes. En ja, die zijn op zich wel goed, maar als ze in 2012 waren uitgebracht als een collectie b-kantjes en ongebruikte studio-opnames, dan hadden we dat eerlijk gezegd ook geloofd. De beide ‘Age of anxiety’’s, het Vampire Weekend-esque ‘Unconditional I (lookout kid)’… het luistert allemaal prima weg, maar meer ook niet. Régine heeft al betere solospots gehad dan ‘Unconditional II (race and religion)’, iets wat ook Peter Gabriel niet kan verhelpen, en eigenlijk veren we alleen bij tweelingbroertjes ‘The lightning’ rechtop, maar ook niet zo recht als in den tijd bij… enfin, u snapt ons wel.
Bij ons algehele gevoel van ‘haal ik eerst mijn linkerschouder op en dan mijn rechter, of omgekeerd’, speelt de productie ook een zeer vreemde rol. Die klinkt opvallend dof en belet de songs echt te knallen. Alsof Arcade Fire achter een dik, doorzichtig gordijn staat te spelen. Heel vreemd, aangezien vaste Radiohead-producer Nigel Godrich – toch ook geen prutser – hier mee de productie verzorgde. En dat terwijl de productie op ‘Everything now’ nog zo goed zat, het was een van de weinige echt goede dingen aan die plaat. Maar blijkbaar mochten zelfs de positieve punten van de voorganger niet overgeheveld worden naar ‘WE’. Een gemiste kans, al lijkt het erop dat ze dat euvel live al aan het verhelpen zijn.
Middle of the Arcade Fire-road
‘WE’ is een puik album, maar het midden van de Arcade Fire-sound hebben ze bij deze gevonden. We betreuren niet dat de band terugkeert naar hun roots, wel dat dat er weinig gedaan wordt om dààrop voort te bouwen. ‘Everything now’ mocht dan wel een gefaald experiment zijn, om als opvolger dan maar een volledig risicoloze plaat op te nemen, da’s ook weer zo zonde. Prima album hoor, maar ze springt er niet bovenuit. En tja, dat was vroeger toch wel anders.