Maartje Wortel loopt haar verdriet weg
Maartje Wortel, ‘De groef’
Wie ‘De groef’ van Maartje Wortel (1982) gelezen heeft, ontkomt niet aan de indruk dat de schrijfster een moeilijke periode achter de rug heeft. Liefdesverdriet, een alles beklemmende routine en het loslaten van oude gewoontes beheersen haar nieuwe literaire worp. Een novelle die veel meer is dan zomaar een tussendoortje.
Een diepe groef in een vinylplaat
Maartje Wortel die met ‘Dit is jouw huis’, ‘Half mens’, ‘IJstijd’, ‘Goudvissen en beton’ en ‘Dennie is een ster’ een stevige positie in de Nederlandse letteren heeft veroverd, schrijft zelden over zichzelf. Toch wekken een aantal vaste thema’s in haar oeuvre de indruk dat ze het de hele tijd over liefdesverdriet heeft.
Een gegeven dat alweer aan bod komt in ‘De groef’: het plotselinge vertrek van een geliefde. Er is echter veel meer. Dit is een verhaal over vasthouden en loslaten, over een tijd waarin sommigen met elkaar overhoop liggen en zich van hun angsten en lethargie proberen te bevrijden.
Een van de remedies hiertegen is bijvoorbeeld joggen of wandelen in de natuur. Zo loopt de schrijfster met vriendin Niῆa rondjes in het Amsterdamse Oosterpark. Een haast dagelijks ritueel waarbij ze nagenoeg altijd dezelfde gesprekken voeren over hun dromen en dagelijkse besognes. Door het park rennen is voor de schrijfster een manier om haar onrust in lichaam en geest onder controle te houden. Het is als een vinylplaat waarin een naald een steeds diepere groef achterlaat.
‘Zo liep ik in gedachten in de groef van vinyl, alsof ik onderdeel uitmaakte van het muziekstuk, alsof ik door het lopen iets aan het scheppen was. Alleen als ik iets maak, voel ik me vrij. Verder eigenlijk nooit. Ja, misschien in water.’
Lopen als een vorm van protest
Als vriendin Niῆa Weijers besluit te verhuizen komt haar hele bestaan plotseling op de helling te staan. Om erger te voorkomen blijft ze verder lopen in Oosterpark. Een vorm van protest om niet helemaal onderuit te gaan.
‘Maar vooral ben ik verdrietig omdat aan mijn relatie een einde lijkt te komen, iets waar ik over het algemeen tegen kan, maar ik ben nu ziekmakend verliefd. De crisis in mijn relatie kwam tegelijk met de pandemie, en er is geen zicht op vooruitgang.’
Het zorgt ervoor dat Niῆa Laura wordt, een fictief romanpersonage. Een bewuste zet van Wortel die in een andere groef van de plaat is gesprongen, alsof ze dit keer niet een nieuw refrein over liefdesverdriet wil aanhoren.
Schrijven is voor Maartje Wortel vooral een intuïtief proces waaraan nu eenmaal niet te ontsnappen valt. Ze zegt hierover in De Morgen (22 mei 2021): “Soms heb ik er moeite mee, of lukt het niet of heb ik geen zin, maar als het er is, is het er gewoon; Dan durf ik te vertrouwen op de taal. Dat is ook zo met dit boekje: het werk is er nu, en ik ben daar niet meer.”
‘De groef’ houdt de lezer alvast voor dat het niet goed is als gevolg van angst in iets te blijven vastzitten. Het is een boodschap die Maartje Wortel in een literair meesterwerkje handig heeft verpakt.