Waarom Jeroen Brouwers schrijver is geworden
Jeroen Brouwers, ‘Alles echt gebeurd’
Het is alom geweten dat Jeroen Brouwers (1944-2022) heel wat autobiografische teksten publiceerde. Ze verschenen destijds in ‘Tirade’, ‘Kentering’, ‘De Morgen’ en enkele bibliofiele uitgaven. In ‘Alles echt gebeurd’ werden ze nu eindelijk verzameld. Een sterk gekruide autobiografie-in-verhalen. Een alweer literaire parel van een stilist zonder weerga.
Wat hem zo uniek maakt in het literaire landschap is de manier waarop hij de taal kneedt. Geen zin kwam op een snipper papier of een broodzak terecht zonder dat hij er grondig over had nagedacht. Schrijven was voor hem een eeuwig wikken en wegen. Vaak overbodige uitweidingen, al dan niet opgesmukt met saillante details, waren absoluut niet aan hem besteed. Krijgt hij in opdracht van een uitgeverij bijvoorbeeld een manuscript van Adriaan V. te lezen met een uitvoerig bedscène erin, dan is dat voor hem niets anders dan literatuur vervaardigen. Hij tapt uit een totaal ander vat. Een voorbeeld. Krijgt hij in zijn huis Krekelbos een meisje op bezoek dan klinkt dat als ‘Met die Honorine wordt te bed gegaan. Daarna zei ze dan moet je nu maar es iets te eten opdienen en ik zal maar blijven slapen ook want in dit weer en deze donkerte ga ik niet door je bos.’ Kort en goed geformuleerd en ontdaan van de tierlantijntjes van Adriaan V.
Een lezend mens houdt het haast niet voor mogelijk hoeveel moois uit zijn gouden pen – in dit geval een slank Lamy-penhoudertje – allemaal is gevloeid. Romans, verhalen, drama, feuilletons, autobiografie, bloemlezingen en essays. Het vermoeden is groot dat hij in de literatuurgeschiedenis der Lage Landen zal worden bijgezet als auteur van het meesterlijke ‘De laatste deur’ en de romans, ‘Het verzonkene’ ,’Bezonken rood’, ‘De zondvloed’ en laatst nog ‘Cliënt E. Busken’.
Hij zet zich voor iedereen te kijk
Het is geen overdrijving: Brouwers is als schrijver op de wereld geworpen. Het beeld wordt door hem bevestigd in ‘Zelfportret met vlakgum’. Tegen weerwil van alles in met de pen in de aanslag doorgaan, zich door niets uit het veld laten slaan. Hij getuigt er op een alles, soms gênante manier over in ‘Overal stilte – Krekelbosse klaagzangen’. Rauw tot op het bot afgeknaagd proza waarin hij zijn bestaan als scribent etaleert. Eerlijk als goud zet hij zich voor iedereen te kijk:
‘Enfin, ik ben te gevoelig. Ik kan niet met ‘de mensen’ praten, zeker niet over literatuur, zeker niet over mijn aandeel daarin. Ze zeggen, over dat laatste, toch altijd er gebeurt niks in, het is te kunstig, het is te gemaakt, het is te kort, het is te blauw, de lezer kan er zich niet mee identificeren, het is te zus, het is te zo, maar goed is het nooit.’
Er is geen leven buiten de literatuur
Er is geen twijfel mogelijk: er bestaat geen leven buiten de literatuur. Alles wat hij doet, wat hij ook onderneemt of denkt is er schatplichtig aan. Het is ook Nicolaas Matsier in ‘De Revisor’ niet ontgaan, waarna Brouwers opmerkt:
‘Mijn leven is een leugen en ik ben een leugenaar, want het door mij geschrevene is de waarheid niet, maar literatuur. Ik leef niet zelf, ik leef niet echt, al haal ik nog wel adem, – ik ben immers een schrijver.’
In de ban een aanstormende angst
Een schrijver die piekert, reflecteert, ontzettend veel leest, weerbarstig is als eik en zich in zijn polemische stukken van vlijmscherp gewette zinnen bedient om tegenstanders neer te maaien. Hij was de laatste polemist, bereid om voor een goed geformuleerde polemiek een moord te begaan.
Een scribent die in eenzaamheid en de stilte van zijn werkkamer zijn demonen onder de duim houdt en waar hartstocht in schrijfdrift wordt omgezet. Alles wat hem beweegt brengt hij meticuleus in beeld in ‘Het Grote Boek’. Hoe na zijn vertrek, als loonslaaf bij uitgeverij Manteau, zijn roman ‘De zondvloed’ uiteindelijk tot stand is gekomen. En waarom hij in die tijd de aanstormende angst niet met pillen probeerde te verjagen.
‘Om dat effect te bereiken greep ik naar zware jenever, steeds vaker, steeds meer, die ik met dozen van zes kruiken tegelijk insloeg.’
Een inktvlek op de rand van een krant
Het Grote Boek liet zich overigens niet zomaar schrijven. De obstakels waren groot. Er is de zelfmoord van Anne Walravens, zijn vroegere geliefde met wie hij intense verhouding achter de rug had. Het zorgt bij hem voor een totale ontreddering. Maar hij moet, tegen beter weten in, moedig voorwaarts. Anders mag hij zijn magnum opus wel vergeten. En dan op een dag waar de punt van zijn vulpen op de rand van een krant rust, exact daar gebeurt het. Een ronde inktklad, een dichtgelopen O, die O van zondvloed. Het duurt evenwel, na het voltooien van de novelle ‘Zonder trommels en trompetten’ (1973), nog vijftien jaar alvorens ‘De zondvloed’ (1988) in de boekhandel belandt. Zijn beste roman waaraan een lange incubatieperiode is voorafgegaan en die samen met ‘Het verzonkene’ en ‘Bezonken rood’ als Het Grote Boek mag worden genoemd dat hij voor ogen had.
‘Alles echt gebeurd’ is een met uiterst precisie geborsteld autobiografisch portret van een schrijver die niet schuwt alles wat hem beroert, ontroert, ontregelt alsook zijn twijfels en angst neer te schrijven. Een zeldzaam mooi boek, al was het maar omdat Jeroen Brouwers literatuur is en literatuur Brouwers is.