Herman de Coninck: van de klas naar Humo
Herman de Coninck, ‘Onder literatoren. Vijfentwintig schrijversinterviews’
‘Onder literatoren’ bevat vijfentwintig schrijversinterviews die wijlen Herman de Coninck (1944-1997), meestal samen met Piet Piryns (1948), maakte voor het weekblad Humo. Een korf vol herinneringen aan schrijvers die staan voor kwaliteit en om geen boude uitspraak verlegen zijn.
‘Onder literatoren’ is een ietwat goedkope verwijzing naar de roman ‘Onder professoren’ van W.F. Hermans. Mocht de grote schrijver nog in leven zijn, hij had er vast een polemisch stuk over gepleegd. Over het nut van zo’n boek, het stellen van niet relevante vragen, plus het feit dat enkele gesprekken door de tijd achterhaald zijn. Jammer dat de Coninck hem niet heeft geïnterviewd.
Nagenoeg alle auteurs die aan bod komen, behalve Cees Nooteboom, Remco Campert en Breyten Breytenbach, zijn allemaal overleden. Dat amper twee vrouwelijke auteurs hun zegje mogen doen is opmerkelijk. Het wordt door samensteller Thomas Eyskens in zijn ‘Vooraf ‘vergoelijkt met: ’het is duidelijk dat in de masculiene literaire wereld van toen vrouwen nog volop op zoek waren naar hun eigen weg.’ Een argument dat allerminst opgaat voor Monika van Paemel, Mensje van Keulen, Hella S. Haasse en anderen.
Jan Wolkers is geen verschrikkelijke sadist
De start is alvast geslaagd: een relevant en pittig gekruid interview met Jan Wolkers. Met een voorzet als ‘spaar mij niet’ is meteen de toon gezet. Hier is een auteur aan het woord die geen taboe uit de weg gaat en niets te verbergen heeft. Over liefde en cynisme bijvoorbeeld:
‘Ik vermoed dat je als schrijver vaak cynisme hanteert om aan een bepaalde sentimentaliteit en melancholie te ontsnappen, waardoor er toch nog ruimte blijft voor die gevoelens (…) Veel mensen zullen wel denken dat ik inderdaad een verschrikkelijke sadist ben, maar dat is onzin. Iemand als markies de Sade, dat was misschien een allerliefste man, dat kan ik me best voorstellen.’
Net als Wolkers neemt ook Renate Rubinstein, samen met Andreas Burnier de enige vrouw in het boek, geen blad voor de mond. Rubinstein, indertijd berucht om haar Tamar-column in Vrij Nederland, zit bepaald niet om een understatement verlegen. Zo negeert ze het beeld van de vrouw met deegrol niet, eraan toevoegend:
‘Ja, dat bestaat toch al heel lang? En het kan natuurlijk wel dat mannen meer vreemdgaan dan vrouwen, maar daar hebben ze dan toch opnieuw een vrouw voor nodig?’
Een terechtwijzing van Hugo Claus
Tot een echt gesprek met André Demedts komt het dan weer niet. Elke vraag die hem ook maar wordt gesteld, beschouwt hij als een valstrik met alle gevolgen van dien. Met Paul Snoek wordt meer over schilderen dan over poëzie gepraat. Het duurt behoorlijk lang alvorens hij goed op dreef is. Pas naar het einde van het interview volgt zijn klassieke uithaal naar Hugo Claus die hij een gebrek aan zelfkritiek verwijt.
Bij Gerrit Komrij wordt aangeklopt naar aanleiding van ‘Horen, zien en zwijgen’ waarin hij de televisie met een mitrailleur onder vuur neemt. Zelfs de kijkcijfers moeten het ontgelden. Ze zijn volgens hem niets anders dan de mening van de eerste, de beste idioot op straat.
Na uitvoerig te hebben geantwoord op heel wat vragen inzake collaboratie, naar aanleiding van het verschijnen van ‘Het verdriet van België’, wijst Hugo Claus de interviewers tactvol terecht. Het duo plaatst volgens hem de roman verkeerdelijk in het verlengde van ‘Omtrent Deedee’ en ‘De verwondering’.
‘Volgens mij berust dat op een misverstand. Ik ben het alleen met jullie eens als jullie de omgeving en de personages bedoelen. De ervaringswereld van een schrijver is rond op zijn twaalfde of zijn dertiende – dan heeft hij het wel zo’n beetje gezien.’
Harry Mulisch interviewen levert automatisch vuurwerk op. Campert bekent dat hij van drank meer last dan plezier heeft en Gerard Reve moet zo nodig twee keer zijn lidmaat uit zijn broek halen. En dan zijn er nog gesprekken met Jef Geeraerts, de onlangs overleden Jeroen Brouwers, Louis Paul Boon, Ivo Michiels en enkele andere allang vergeten schrijvers. ‘Onder literatoren’ is niets anders dan een verzameling mooie interviews. Als het boek aanzet tot het (her)lezen van een van de auteurs die de revue passeren is het opzet ervan geslaagd.