De Brits-Indiase Amia Srinivasan sloopt het recht op seks
Amia Srinivasan, ‘Het recht op seks: feminisme in de 21e eeuw’
In de essaybundel ‘Het recht op seks’ behandelt de Brits-Indiase filosofe Amia Srinivasan een aantal kwesties rond seksualiteit en gender. Zo is het haar betrachting om, zowel vanuit haar functie als docente politieke en sociale theorie aan o.a. Oxford College als op individueel/persoonlijk vlak, kortweg een nieuw model voor het 21ste eeuwse feminisme te bepleiten. En daarbij vraagt ze aandacht voor de achterliggende mechanismen waarin of waarrond seks tot stand komt.
‘Feminisme moet meedogenloos de waarheid vertellen, niet in de laatste plaats over zichzelf‘
Daarmee verklaart de Brits-Indiase, een van de allereerste jonge vrouwen van kleur met een leerstoel in Oxford, zich meteen erg ambitieus. Er is echter helemaal niet zoiets als het recht op seks, zo stelt ze. Wél dient er volgens haar – zowel door (zelfverklaarde) feministische individuen als groeperingen nagedacht te worden over welke doelstellingen men dan juist voor ogen wil houden als men wil komen tot een effectief en efficiënt 21ste eeuws feminisme. Die laatste moet immers vooral ‘meedogenloos de waarheid vertellen, niet in de laatste plaats over zichzelf’.
Die recht-voor-de-raapse mentaliteit is ook erg aanwezig in deze essaybundel. Ze is erg kritisch, soms vlijmscherp, voor zowel feministische theorieën als voor zichzelf. Met name in het reeds in 2018 geschreven essay ‘Het recht op seks’ (oorspronkelijk: ‘The right to sex’), waarin ze de casus Elliot Rodger analyseerde, neemt ze nu ook in ‘De politiek van het verlangen’, een coda aan het oorspronkelijke essay, een erg grote reeks kritische opmerkingen en reacties ter harte. Het toont Srinivasan die, soms best koel en zakelijk, soms ronduit emotioneel, ook aan zichzelf en haar soms erg prikkelende, provocatieve als progressieve stellingnames en redenaties durft te twijfelen.
De politieke dimensie van het verlangen
In het titelessay, zowat het kloppende hart van deze bundel, gaat ze in op hoe een jongeman, een incel, maar liefst zes moorden pleegde omdat hij meende dat het recht op seks hem ontnomen werd. Zo tracht ze de lezer mee te slepen in een verhaal waarin ze de problematiek van de politieke dimensies van het verlangen naar voren schuift. Daarbij verschuift ze de lens naar kwesties als hoe na te denken over een politieke kritiek op seks zonder te vervallen in een logica van rechten (het recht op seks). Haar antwoord: ‘door in het echte leven te experimenteren’. En dus ook door twijfel en ambivalentie te laten bestaan. Daarnaast kijkt ze ook naar het individuele:
Dat een probleem structureel is, betekent nog niet dat we niet hoeven na te denken over welke rol wij als individu daarin hebben en wat we eraan moeten of kunnen doen.
Een herdenking van het hedendaags feminisme
Ook in de overige essays laat ze onzekerheid en twijfel toe.
Hoe kunnen we ervoor zorgen dat seks werkelijk vrij is? Dat weten we nog niet. Het is een kwestie van uitproberen.
Dat doet de Brits-Indiase filosofie via straffe, erudiete essays waarin ze een veelheid aan onderwerpen aansnijdt zoals onder meer de rechten van sekswerkers in de 21ste eeuw, de complexiteit van de docent-student relatie (in het essay ‘Met studenten naar bed gaan’ waarin ze de link legt met de therapeutische relatie) en pornografie. Richtsnoer daarbij vormen de structurele en politieke dimensies van seks die het hedendaagse feminisme vaak durft te veronachtzamen. Zo doet ze de lezer in het afsluitende essay ‘Seks, carcelisme en kapitalisme’ nadenken over de beperkingen van het huidige, mainstream feminisme en hoe die ongelijkheden eerder versterkt dan vermindert.
In de huidige tijdsgeest is ‘Het recht op seks’ op zijn minst bijzonder te noemen. Sravinisan betrekt de lezer in morele vraagstukken over soms ongemakkelijke onderwerpen zonder daarbij oordelend op te treden. Ze laat de lezer helemaal vrij om er verder mee aan de slag te gaan. Ze eindigt haar verhaal met een oproep om blijvend te luisteren naar zij die vaak geen stem of macht hebben en door in die dialoog permanente aandacht te blijven hebben voor sociale vernieuwing en beweging.