Wouter Bulckaert heldert een aantal misverstanden op rond Randy Newmans werk
Wouter Bulckaert, ‘Randy Newman’
In de nog steeds uitstekende essaybundel ‘Popstukken’ (’79) van Bert Jansen is een omvangrijke bijdrage rond – en interview met – Randy Newman opgenomen. Newman omschrijft er zijn Lage Landen-publiek in als ‘hoofdzakelijk pseudo-intellectuelen die denken in mijn nummers Anti-Amerikaanse sentimenten te ontwaren’.
Wanneer de nummers van de Amerikaanse songwriter – bij uitzondering – de ether halen, kan je er nog steeds gif op innemen dat het label ‘satire op de Amerikaanse maatschappij’ wordt bovengehaald. Dat dit een uiterst beperkte manier is om de liedjes en langspelers van Newman te benaderen, blijkt zonder meer uit Wouter Bulckaerts boek.
Nauwgezet
Bulckaert schreef de afgelopen jaren solide biografieën over J.J. Cale en Ry Cooder. De oeuvres van beide muzikanten werden daarbij als leidraad gehanteerd. Dat kwaliteitsniveau houdt hij aan in dit werk over Newman. Dat er niet over één nacht ijs is gegaan, blijkt uit de nauwgezetheid waarmee Bulckaert zich documenteerde. Het levert een regenboog van meningen en visies op – variërend van Greil Marcus tot de Krant van West-Vlaanderen – waaruit Bulckaert een rijkgeschakeerd portret van Newman destilleert.
Randy Newmans debuut Randy Newman Creates Something New Under The Sun (’68) was in de late jaren zestig een langspeler die haaks stond op de tijdsgeest. De muziek was een hybride van pop, vaudeville en klassiek getinte arrangementen. Newman bleek iemand die een verhaal te vertellen had. Mark Twain – jawel, de auteur van Tom Sawyer en Huckleberry Finn – werd in de beginjaren aangehaald als referentie voor Randy Newman. The Doors koketteerden met literaire pretenties, maar de onhandig ogende Newman kwam het dichtst in de buurt van compacte verhalen.
“Newman is een humanist par excellence, die zowel de diepste verlangens van zijn land als de ontgoocheling daarin verwoordt.”
Betrokken getuigenis
Vooral het trio langspelers (12 Songs, Sail Away en vooral Good Old Boys) die Newman creëerde tussen ’70 en ’74 vormen daarvan een levend bewijs. Bulckaert spendeert veertig pagina’s aan zijn scrupuleuze analyse van deze lp’s. Geen woord is daarbij overbodig. Het is een betrokken getuigenis van iemand die jarenlang geleefd heeft met deze songs, zonder daarbij te verzanden in hinderlijk fanatisme.
“Newman heeft een minimaal bereik, zijn bariton kan nauwelijks de lengte van een woord aanhouden […] Zijn stem is de spiegel van de stomste, lelijkste, absurdste situaties waarin een mens in zijn leven verzeild kan raken.”
Bij momenten laat de auteur zich kennen als een (te?) ijverig lid van de smaakpolitie. Barry Levinsons film The Natural -waarvoor Newman de soundtrack schreef – wordt omschreven als een ‘luizige film’. De onschuldig vermakelijke film ¡Three Amigos! is dan weer een ‘absolute draak’ volgens Bulckaert. Ook vroegen we ons af wat de bedoeling is van Antoine Lamons appropriation art (waarbij hij een resem Newman-gerelateerde foto’s artistiek bewerkt) in dit boek. Het oogt leuk zondermeer, maar wat voegt dit toe?
Dit is een boek voor iedere Randy Newman-liefhebber. Het biedt de mogelijkheid de luisterervaring aan te scherpen, nog beter de achtergronden te begrijpen waaruit zijn nummers ontstonden. Wie Randy Newman niet kent, mist daardoor niets in haar of zijn bestaan. Alleen: waarom zou je niet vertrouwd willen raken met iemand die een nummer schreef met de titel Simon Smith and His Amazing Dancing Bear? Want neen, de jaren zeventig zijn niet het exclusieve terrein van ABBA. Chiquitita nog aan toe!