Tokarczuk schreef een verpletterende geschiedenis met zin voor nuance
Olga Tokarczuk, ‘De Jacobsboeken’
900 pagina’s telt haar nieuwe boek. De Poolse schrijfster Olga Tokarczuk doorploegde vergeten archieven en raadpleegde verwaaide experten om tegen het leven van één man te schurken: Jacob Frank. Maar wat maakt het leven van die Frank zo interessant om er acht jaar van je leven aan te wijden?
In de eerste plaats de figuur Jacob Frank zelf, natuurlijk. In ‘De Jacobsboeken’ stelt Tokarczuk alles in het werk om zicht te krijgen op de man die in zijn eentje een nieuwe religie uit de grond probeerde te stampen en daar ook deels in slaagde. Jacob omringde zich voornamelijk met Poolse joden, ‘maar ook met mensen van overal en nergens’ die in hem de nieuwe Messias zagen. Helaas voor Frank was de religie maar zo sterk als zijn persoon. Bij zijn overlijden was de geloofsleer al over zijn hoogtepunt heen om niet veel later volledig uit te doven.
Frank zette zijn volgelingen aan tot daden die de verbeelding van de toenmalige medemens tartten en zoog hen financieel leeg. De centrale regel van het Frankisme was om zoveel mogelijk morele grenzen te overschrijden. Hij implementeerde elementen uit het joden- en christendom en de islam, maar zette die in voor persoonlijk gewin. Binnen de hedendaagse antropologie zou je hem kunnen opvoeren als het toonbeeld van een sekteleider.
Tokarczuk hanteert in ‘De Jacobsboeken’ het principe van de meerstemmigheid en bedient zich bijgevolg van de nodige nuance. Ze laat verschillende personages aan het woord die hun ervaringen met Frank delen, terwijl ze amper de hersenpan van Frank zelf licht. Die methode is cruciaal voor de auteur. Als je een gebeurtenis door verschillende personages vanuit verschillende invalshoeken laat bekijken kom je dichter bij de waarheid. Iets is nooit het een of het ander. Het is altijd alles tegelijk. Nooit zwart of wit, maar vele tinten grijs. Daarom komen er zowel voor- als tegenstanders aan het woord. De ene keer is Jacob Frank ‘somber en lelijk’, een andere keer ‘groot en sterk’. Maar altijd is het Jacob Frank.
Tokarczuk kreeg internationale bekendheid toen ze in 2018 de Man Booker International Prize ontving voor ‘De rustelozen’. Eerder kreeg dat boek al de Nike-prijs, de belangrijkste literaire prijs van Polen, een eer die ook ‘De Jacobsboeken’ kreeg toebedeeld.
Ondanks alle lof riep ‘De Jacobsboeken’ bij verschijnen ook veel controverse op. Tokarczuk evoceert het Polen van de achttiende eeuw en dat plaatje klopt niet helemaal met het conservatieve en katholieke beeld dat men ons vandaag voorschotelt. Door zijn centrale ligging in Europa was het toenmalige Polen een heuse smeltkroes waar mensen uit verschillende landen en religies elkaar ontmoetten. En net binnen die context kon een ambivalent figuur als Jacob Frank verrijzen.
De schrijfster wist op voorhand dat ze een gevoelig thema zou neerpennen. Daarom koos ze voor de historische roman. Ze checkte en dubbelcheckte de vele bronnen om elke kritiek op haar werk te kunnen pareren. Maar de letters van historische bronnen zijn altijd geschreven door iemands hand, achter de zinnen loert altijd iemands gezicht. Hier kon literatuur een oplossing bieden, want ‘de literatuur is een bijzonder soort van kennis, dat is de volmaaktheid van inaccurate vormen’.
Met ‘De Jacobsboeken’ levert Olga Tokarczuk een waar huzarenstukje af. In een interview verklaarde ze ‘dat haar woorden op waren’ na de voltooiing. Begrijpelijk. Ook als lezer ben je volledig murw geslagen na het lezen van deze geschiedenis van een persoon, van een land, van Europa.