Een motorfiets als een mentaal universum
Robert M. Pirsig, ‘Zen & de kunst van het motoronderhoud’
Er bestaan romans waarvan de reputaties lezers afschrikken: Hugo Claus’ ‘Het verdriet van België’ (1983), Umberto Eco’s ‘De slinger van Foucault’ (1989) of James Joyces ‘Ulysses’ (1922). Reputaties die gestoeld zijn op vluchtige impressies van mensen die vaak afhaken wanneer een boek een beroep doet op onze kostbaarste bezittingen: onze hersenen en fantasie.
Zo is Pirsigs roman ook door de jaren heen betiteld als ‘onleesbaar’. Vreemd dat zo’n boek ondertussen al zijn zesenveertigste druk beleeft. Zo ontoegankelijk kan dat dan toch niet zijn.
In essentie is ‘Zen’ een uiterst eenvoudig boek: een man trekt per motorfiets samen met zijn zoon en twee vrienden door de Verenigde Staten. De vrienden blazen – op commando van hun drukke agenda – halverwege de aftocht, waardoor de motorrijder samen met zijn zoon de reis verderzet. Bij momenten duiken er problemen op: de motorfiets hapert, een kampeerplaats blijkt niet te voldoen.
Waar die andere beroemde roadnovel Jack Kerouacs ‘On the road’ (1957) de nadruk legt op de buitenissigheden van zijn personages tijdens hun reis, is ‘Zen’ net het omgekeerde. Deze roman exploreert vooral de gedachtewereld van het hoofdpersonage. Impressionistische reisschetsen zijn karig uitgestrooid over de bladzijden, lucide bespiegelingen daarentegen vallen er bij bosjes te rapen.
‘Het klinkt paradoxaal dat waar de mensen het meest op elkaar gepakt leven (…) de eenzaamheid het grootst is (…) De media hebben hen ervan overtuigd dat alles wat zich in hun directe omgeving bevindt onbelangrijk is. En daarom zijn ze eenzaam (…) Eerst dat snelle aftasten en wanneer ze goed naar je kijken, ben je niet meer dan een ding (…) Je bent niet wat ze zoeken.’
Los van die scherpe, trefzekere en bondige analyses over o.a. beroepsethiek en techniek beschikt het boek over een tweede gezicht. Pirsig knoopt aan bij de traditie van chautauqua: volwassenonderwijs dat zich – via allerhande sprekers – in de V.S. verspreidde in de periode waarin de natie tot wasdom kwam.
Wie ooit Jostein Gaarders ‘De wereld van Sofie’ (1991) las weet dat een roman dienst kan doen om filosofische ideeën over te brengen bij de lezer. Zo bevat ‘Zen’ een dwarsdoorsnede van Griekse denkers en hun respectievelijke denkmethodes: het hoofdpersonage laat ze de revue passeren via het parallelle verhaal van Phaedrus, het alter ego van de motorrijder.
Bij momenten kost het enige moeite om mee te gaan in Phaedrus’ abstracties, maar nooit krijg je de indruk dat het hier gaat om ijdele gedachtespinsels. Hier staat iets op het spel. Pirsig speelt handig om met het genre van de roman: na een stroom filosofische exploraties, schakelt hij terug naar het verhaal waarin een vader contact zoekt met zijn zoon. Hart en hoofd kortom.
Een boek dat zich zal nestelen in het hoofd van de welwillende lezer.
Vertaler: Ronald Jonkers