Paul Demets in de ban van Léon Spilliaert

Paul Demets in de ban van Léon Spilliaert

Paul Demets, ‘De landsheer van de Lethe’ 4 out of 5 stars

Het is opvallend hoe productief Paul Demets (1966) de jongste tijd is. Na ‘De klaverknoop’ (2018) publiceerde hij achtereenvolgens ‘De aangelanden’ (2019) en ‘De hazenklager’ (2020). Vorig jaar gaf hij eindelijk ‘Het web van de omtrek’, een opmerkelijke reeks gedichten over het werk van Roger Raveel, in druk. Met ‘De landsheer van de Lethe’, die in hetzelfde jaar verscheen, liet hij zich inspireren door het oeuvre van kunstenaar Léon Spilliaert.

Sinds hij als student kennismaakte met de schilderijen en tekeningen van Roger Raveel (1921-2013) is zijn belangstelling voor plastische kunsten alleen maar toegenomen. Wie ooit ook maar een gedicht van hem over Raveel heeft gelezen weet dat hij bepaald geen vluchtige kijker is.

Wat hij op een doek ziet, het zet hem tot nadenken aan. Het dwingt hem als scherpe observator zijn indrukken, regel per regel, veeleer behoedzaam dan aarzelend neer te schrijven. In die zin doet het denken aan wat Jan Greshoff (1888-1971) in ‘Rebuten’ over dichten schreef. Namelijk dat bij sommigen de overtuiging leeft dat bij de poëzie een paar graden koorts heerst. Dat er verhevener en met meer spanning over dient te worden gesproken dan er in een beschaafd gezelschap bijvoorbeeld over exquise gerechten van gedachten wordt gewisseld.

Is het daarom dat bepaalde poëten zo verzot zijn op het schermen met metaforen, het rondstrooien van klankcombinaties allerhande, binnenrijmen en alliteraties? Het is Demets bepaald zijn ding niet. Hij weet meer al te goed dat een goed gedicht een soeverein gedicht is. En dat de kwaliteit ervan door zijn graad van autonomie wordt bepaald.

Zich niet langer meer achter taal verschuilen

Een visie die hij ongetwijfeld voor ogen had toen hij in 1990 samen met zijn broer een tentoonstelling van Léon Spilliaert te Diksmuide bezocht. Zeven jaar later voltooide hij het manuscript van zijn Spilliaertbundel. Het werd door de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal-en Letterkunde (KANTL) met de Lode Baekemansprijs bekroond. Dat hij ruim 24 jaar heeft gewacht met de publicatie van ‘De landsheer van de Lethe’ heeft tal van oorzaken.

Er was de vrees dat de dichter zich niet langer meer met de poëziecriticus kon verzoenen en vice versa. Bovendien was er de schroom om zich kwetsbaar op te stellen en zich niet langer meer achter taal te kunnen verschuilen. Het was uiteindelijk zijn dochter die hem over de streep heeft getrokken. Hij formuleert het zo: ‘Omdat mijn ‘ik’ niet vastligt. En omdat mijn ‘ik’ in de werkelijkheid niet noodzakelijk samenvalt met het ‘ik’ in mijn gedichten.’

Beslist geen descriptieve gedichten

Het oeuvre van Spilliaert verschilt door zijn donkere tinten en opvallend geometrische contouren duidelijk van het werk van Roger Raveel waaraan hij eerder een bundel wijdde. Zou het kunnen dat Spilliaert hem fascineert door zijn symbolisme en ingetogen manier van werken? Hoezeer hij ook in de ban is van het werk van de Oostendse meester zijn gedichten zijn beslist niet descriptief.

Het bevestigt de theorie dat een dichter in het beste geval meer dan een schilder vrij weet te komen van zijn onderwerp. Hoe dan ook er is grondig nagedacht over de opbouw van ‘De landsheer van de Lethe’. Alles wat met water en de zee verband houdt werd in zeven thema’s – ze variëren van Ebstroom tot Doodstrijd – met telkens zeven gedichten ondergebracht. Als extraatje wordt ook nog elk schilderij vermeld waar een gedicht naar verwijst.

Bijvoorbeeld naar De trap van Spilliaert:

Zee, ik keer op mijn stappen terug. Ik vorm

een lichaam in zand en verstrooi mij

als korrels. Ik kniel en duw mijn gezicht

In een duinroos, leer andere grond kennen

dan die waar ik mij aan vastklampte.

In dit lichaam ruist de stilte, bijeengehouden

door zoutminnende planten. Alleen maar bloei

onder aan de trap. Dit doodbloeien, dit vrij

stuiven, wegwaaiend uit mijn handen bij springtij

en noordwesterstorm. Geen lichaam, maar strand.

Geen zee, maar leegte. Geen mens die rent,

maar een grens. Niemand verzet hier een stap.

De onrust woelt in de dichter

De zee en water, ze symboliseren de onrust waarvan de dichter zich moeilijk kan bevrijden. Het hoogtepunt van de bundel is de cyclus ‘Springtij’. Zeven gedichten over zijn pasgeboren dochter die meteen een hartoperatie in Gasthuisberg moest ondergaan. Een ingrijpend gebeuren dat hij verbindt met het schilderij ‘Vissersmeisje’ en zich vertaalt in volgende regels:

Op het droge blijf je. We rapen je lichaam op.

Je inhaleert het zilte. Je lippen zijn blauw.

De golven spellen de zee die mompelt, dan vloekt,

Schuimbekt en gekke bekken trekt tot ze is uitgeraasd.

Hoeft het nog gezegd dat Paul Demets met de juiste beelden jongleert. Hij persoonlijke belevenissen op een universeel niveau tilt. Het is hem met ‘De landsheer van de Lethe’ gelukt de breekbare mens in tedere – wars van al te doorzichtige sentimentaliteit – maar vooral heldere poëzie te vatten. Dit is een bundel die het verdient om uiterst langzaam te worden gelezen.

Related Images: