Ieder zijn heilige strijd: Luk Perceval komt niet los uit wat een conceptueel register is

Ieder zijn heilige strijd: Luk Perceval komt niet los uit wat een conceptueel register is

Luk Perceval & NTGent, ‘RED – The Sorrows of Belgium III: HOLY WAR’ 2 out of 5 stars

Bloederige bladzijden uit de Belgische geschiedenis: regisseur Luk Perceval creëerde er een trilogie rond, getiteld ‘The sorrows of Belgium’. ‘BLACK’ onderzocht het koloniale verleden en ‘YELLOW’ dook onder in het verdrongen trauma van de collaboratie. ‘RED’ grijpt daarentegen niet terug naar het verre verleden, maar situeert zich rond de terroristische aanslagen op Zaventem en metrostation Maalbeek, anno 2016.

Het decor toont een samenleving in puin, een rechtstaat in de as. Van een moslimvader wordt aangenomen dat zijn zoon betrokken was bij de terreurdaden. In een polyfone ondervraging keren allen zich tegen hem, waarbij elke techniek gepermitteerd lijkt – van lichamelijke vernedering tot verbale bolwassing. Het decor is veelbetekenend: de brokstukken zijn in vrije val, de bom houdt niet op te ontploffen, het geweld is allesbehalve voorbij. Vermeende medeplichtigen worden slachtoffer, waardoor het morele kompas tilt slaat. Zodoende brengt Perceval de spiraal waarin kwaad en vergelding de kiem vormen voor toekomstig geweld in beeld. Als sluitstuk van de trilogie overstijgt ‘RED’ dan ook de nationale context, in wat een universele bespiegeling over de genese van intermenselijke conflicten probeert te zijn.

De ‘holy war’ uit de titel is logischerwijs een referaat naar het jihadisme. Perceval doorbreekt echter het klassieke perspectief van daders en slachtoffers. Het narratief over een acteur die tolkt voor de Amerikanen en later moet toezien hoe zijn vrouw gefolterd wordt door moslimextremisten lijkt ethisch niet ambigu, tot de regisseur zijn spelers enkele minuten in de huid laat kruipen van Amerikaanse soldaten. Is het niet begrijpelijk dat hun superioriteitsgevoel, dat zich racistisch en seksistisch manifesteert, vroeg of laat met gelijke munt zal terugbetaald worden, om als een boemerang terug te keren in het gezicht van diegenen die slechts aan de zijlijn stonden toe te kijken? Subtieler behandeld, maar daarom niet minder wezenlijk, is het verhaal over jonge moslims die in het Westen uit de boot vallen en onder de vlag van IS menen dat ze eindelijk ergens bij horen. Hun ‘holy war’ is een vreselijke vergissing, maar tegelijk een uiting van een noodzakelijk – noem het heilig? – verlangen, met name deel uitmaken, zich onder gelijkgezinden voor een groter ideaal kunnen inzetten.

Tegenover dat ingebakken instinct plaatst Perceval een meer uitgeholde ‘holy war’, met name die van individuen die zich niet meer kunnen verbinden. Het acteursensemble, dat zich in de openingsscène nog verenigd weet dankzij een gemeenschappelijke moslimvijand, komt later in de opvoering nauwelijks echt bijeen. Twee jongedames worstelen met een inherent cultuurverschil, meer specifiek door een gemengd Russisch-Oekraïense afkomst en door een innerlijk conflict tussen conservatieve religieuze waarden en verwestert vrijheidsdenken. Het product van dergelijke schijnbare tegenstrijdigheden zijn worstelende individuen, die elk voor zich een ‘holy war’ uitvechten: een individuele strijd waarvoor ze ofwel een deel van hun identiteit moeten afwerpen, dan wel verzoening zoeken tussen ver uit elkaar liggende polariteiten.

Hoe eenzaam ook een dergelijke strijd, nog eenzamer zijn diegenen die helemaal geen contact meer kunnen maken. Een homoseksuele man die zelfs tijdens een korte transit op een luchthaven snelle seksuele bevrediging tracht te scoren, lijkt te leven in het artificiële vacuüm van zijn smartphone. De ironie is ronduit schrijnend wanneer hij na de aanslagen niet zijn been mist, maar als een baby schreeuwt om zijn telefoon, en dus om contact. Hoe sociaal verpauperd zijn we, in tijden van zogenaamd sociale media en alomtegenwoordige schermtijd, niet geworden? Ook de suïcidale westerling die geen idee meer heeft van wat nog authentiek zou kunnen zijn aan zijn persoonlijkheid, vormt in zekere zin een tragisch exempel van de ‘holy war’ die we collectief voeren (en verliezen): ons onvermogen om onszelf te (willen) zijn en niet iets of iemand anders. En in het verlengde daarvan: de onmogelijkheid om, zijnde wie we zijn, spontaan een groep te vormen, samen te lijden, samen onze wonden te likken.

Perceval biedt soelaas met een haast ritualistische gezamenlijke choreografie, de armen gespreid richting hemelgewelf. Waarop moeten we ons echter nog richten eenmaal de schermen, rijkelijk vertegenwoordigd op de bühne, onze goden dood hebben verklaard en de lucht boven ons kaal hebben geplukt? Misschien is het omdat we nergens meer in geloven – vandaar dat alles fake aanvoelt? – dat  onze vooroordelen vrij spel krijgen, en onze woede geen grenzen meer kent? Misschien kan het personage dat een geliefde is verloren bij de aanslagen in Parijs precies door het wegvallen van de metakaders niets anders doen dan een blote kont laten zien aan een biddende moslim. Het is complete ideële armoede, het einde van de compassie, het failliet van mededogen. En daardoor: de aanzet tot een zoveelste vergelding.

Het moge duidelijk zijn: ‘RED’ zit niet verlegen om intrigerende ideeën. Helaas zit de visuele en narratieve uitwerking het achterliggende conceptuele plan in de weg. Wat Perceval in voorgaand werk nooit deed, doet hij nu wel: generieke personages op de bühne zetten, bordkartonnen karakters die meer wandelende clichés zijn dan mensen van vlees en bloed. Het opvoeren van een stemmenkoor, een beproefde techniek van de regisseur, genereert deze keer nauwelijks diepgang, en wel omdat de afzonderlijke stemmen in stereotiepe extremen spreken. De spelers komen niet los uit wat ze conceptueel belichamen, wat identificatie en dus emotionele connectie zo goed als onmogelijk maakt. Bovendien voelt ‘RED’ in zijn totaliteit aan als een onhandig gebricoleerde collage, zonder urgente onderstroom die de opvoering coherent doet aanvoelen. De scenografie moet het vooral van haar esthetische effecten hebben, net als de soundtrack, die gepolijst en zelfs een beetje stroperig aandoet.

Voorheen creëerde Perceval bij NTGent nooit een opvoering die in gemeenplaatsen bleef steken, zowel voor wat betreft de inhoudelijke uitwerking als het vormelijke idioom. In die zin voelt ‘RED’ aan als work in progress: theater dat haar waarde en haar waarheid nog moet vinden. De potentie van de maker indachtig, is de enige mogelijke conclusie dat ‘RED’ een teleurstellende bladzijde binnen ’s mans magnifieke oeuvre vormt.

Gezien in NTGent op 27/04/2022.
Copyright foto: Michiel Devijver


Related Images: