Een dodenmis om monter te verlaten: Romeo Castellucci beziet Mozarts ‘Requiem’ als een feest

Een dodenmis om monter te verlaten: Romeo Castellucci beziet Mozarts ‘Requiem’ als een feest

De Munt, ‘Requiem’ 3 out of 5 stars

Een dodenmis bezien door het prisma van het feest: allicht moet je Romeo Castellucci heten om dat idee te durven en kunnen ensceneren. Na onvergetelijke producties als ‘Parsifal’ en ‘Orphée et Eurydice’ is de Italiaanse regisseur momenteel opnieuw te gast in De Munt, met een herneming van Mozarts ‘Requiem’ dat hij voor het Festival d’Aix-en-Provence anno 2019 creëerde. De oorspronkelijke partituur, althans de door Süssmayer voltooide editie, wordt door regisseur en dirigent uitgebreid met enkele aanverwante bladzijden muziek, vooral uit het oeuvre van Mozart. Gregoriaanse gezangen markeren evenwel begin en einde, waarmee de opvoering niet alleen filosofisch teruggrijpt naar de oorsprongsgedachte, maar dit concept ook muzikaal integreert.

Als rode draad doorheen de nieuw samengestelde dodenmis loopt een geprojecteerde opsomming van organische en niet-organische materie die ofwel reeds uitgeroeid, ofwel met uitsterven bedreigd is. Dieren, volkeren, talen, architectuur, kunst: niets is oneindig. Precies de vergankelijkheid, waarmee het bewustzijn van zodra het ontwaakt geconfronteerd wordt,  genereert binnen het ideële discours van Castellucci de potentie van schoonheid. Omdat uiteindelijk alles – zelfs de wind, zelfs tranen, zelfs de tijd – gedoemd zijn ooit op te houden, is het kunnen ervaren ervan een privilege. Tussen genese en verdwijnen bestaan de dingen, en de resonantie tussen het opvangen van een dergelijke glimp en de aanvaarding van het idee zelf begrensd te zijn, vormt misschien wel de meest elementaire katalysator voor ontroering.

De dood is voor Castellucci als dusdanig geen tragisch obstakel. Het is een wetenschappelijke zekerheid, die uitnodigt om dieper en intenser te leven. Ergens onderweg duikt een beeld op van een kind dat met een schedel voetbalt – een indringende allegorie voor de ultieme acceptatie van de sterfelijkheid? De hele opvoering beweegt zich overigens van tableau naar tableau, opgevat als een omgekeerde reis van overlijden naar geboorte. Bij het opgaan van het doek sterft een bejaarde vrouw, wiens herrijzenis theatraal geïncarneerd wordt als een terugkeer naar haar jeugd. In wat een overgangsrite lijkt, wordt een tenger meisjeslichaam besprenkeld met en overgoten door pigmenten. Het zijn symbolen voor haar toekomstig wasdom en voor vruchtbaarheid, kortom voor de potentie van haar geest en haar lichaam. Wat voor Mozart nog hiernamaals is, situeert Castellucci in de lopende tijd van een mensenleven. Misschien construeert de toneelmatige rite zelfs een wedergeboorte in het heden – muziektheater als bevrijdende ontmaskering van de notie van tijdelijkheid, waarbij de dood niet langer als funeste eindmeet fungeert.

Aan het slot keert Castellucci trouwens helemaal terug naar het allerprilste stadium van het bestaan. Tijdens het ‘In Paradisum’, uit de mond van een kind een muzikale afbeelding van de mens-geworden onschuld, wordt een baby op de bühne gelegd. Is dit niet inderdaad de verzinnebeelding van de meest paradijselijke staat die de mens ooit bereikt: het kind dat het vermogen tot taal, tot kennis, tot liefde, tot compassie maximaal in zich draagt? De vrucht waaruit al wat menselijk is nog kan ontkiemen – de ultieme mogelijkheid? Op de achtergrond is gelijktijdig de gekantelde bühne te zien, die tijdens de opvoering met kluiten aarde en restanten behang bevlekt is geraakt. Dat wat nog kan worden tegenover dat wat is geweest. Het ene kwetsbaar, tenger, een possibiliteit. Het andere chaos, vuiligheid, de locus delicti van het leven zelf. Het zijn momenten waarin Castellucci’s theater mythisch, ja zelfs sacraal aandoet, en wel omdat het menselijke en het metafysische elkaar raken. Via het humane spreekt Castellucci immers over het abstracte, en vice versa.

Is dit ‘Requiem’ dan alweer een perfecte productie? Niet helemaal, omdat het scenische en muzikale zich niet intuïtief genoeg tot elkaar verhouden. Castellucci’s idee over de viering van het leven en dus het feest, weerklinkt niet eenduidig in de muziek. Dat hoeft op zich niet, maar wanneer zien en horen uiteenlopende affecten vertolken, weet de emotionele barometer zich nauwelijks blijf. Bovendien, en dat is eigenlijk het voornaamste euvel, mist de mise-en-scene het veelvoud aan schakeringen dat Mozart wel weet op te roepen. De aan folkloristische dansen schatplichtige choreografieën houden het publiek geen anderhalf uur in de ban, wat betekent dat Castellucci’s symbolisch geladen idioom op den duur eerder terugvalt op de esthetische welwillendheid van het publiek, zonder dat het visuele register de achterliggende intellectuele motieven verder verkent.

Bovenstaande doet enigszins afbreuk aan de globale teneur, evenals de neiging van dirigent Raphaël Pichon om de partituur nogal nadrukkelijk te laten preluderen op de Beethoveniaanse romantiek. Anderzijds wordt er prachtig gezongen, zowel door het koor als door een resem fantastische solisten. Ondanks de kanttekeningen dus een ‘Requiem’ waaraan meer dan genoeg te beleven valt. Heus waar, een dodenmis om monter te verlaten – zelfs met de gedachte aan de onherroepelijke vergankelijkheid van u en ik, en van deze woorden.

Gezien & gehoord in De Munt op 30/04/2022.
Copyright foto: Bernd Uhlig

Related Images: