Liefde voor de dood…en voor zichzelf: Angélica Liddell in een narcistische weeklacht voor NTGent

Liefde voor de dood…en voor zichzelf: Angélica Liddell in een narcistische weeklacht voor NTGent

Angélica Liddell & NTGent, ‘Liebestod The smell of blood does not leave my eyes Juan Belmonte – HDT III’ 1 out of 5 stars

Vandaag kennen we geen transcendentie meer, zo fulmineert Angélica Liddell in het derde luik van ‘Histoire(s) du Théatre’, Milo Rau’s reeks voorstellingen waarin diverse makers mogen reflecteren over hun kunstvorm. Na Rau zelf en Faustin Linyekula, neemt enfant terrible van het Spaanse podium Angélica Liddell deze keer de honneurs waar. Op het Festival d’Avignon, waar de steeds weer ethische en esthetische grenzen overschrijdende Liddell ongeveer een decennium terug internationaal doorbrak, oogstte haar confessie over haar problematische verhouding met collega’s, publiek en maatschappij afgelopen zomer vooral lof. Nochtans is ‘Liebestod’ in alle opzichten een aanfluiting voor zowel het intellect van de gemiddelde toeschouwer als voor de goede smaak.

In het post-religieuze Westen hebben de tempels voor kunst en cultuur de voormalige godshuizen vervangen. Wordt er vandaag de dag nog ergens mystiek bedreven, dan is het in schouwburgen, concertzalen en musea. Is het dan niet vreemd dat Liddell net dit zeldzaam geworden altaar waar de mens het privilege geniet met het metafysische in aanraking te kunnen komen, misbruikt voor automutilatie, herrie en geraaskal? Is een kunstenares die lelijkheid hekelt niet hypocriet als zij net zulke lelijkheid schept, en dus aanstookt wat ze afzweert? Liddell verwijt theaters dat ze een vergaarbak worden voor zelfverklaarde modernen die uit verveling of onwetendheid het rode pluche van de eens gereputeerde huizen bevuilen, maar is de maakster zelf niet het product van een massa die haar voeling met en kennis van de canon compleet verloren is? Het getuigt toch niet van bovenzinnelijk aanvoelen of esthetische maturiteit om wansmakelijk mee te kwelen op het grote orgelrepertoire, laat staan op een fragment uit Wagners ‘Tristan und Isolde’?

Uiteraard moeten kunstenaars zich niet devoot verhouden tot de traditie, maar Liddell geraakt verzeild in een onmogelijke spreidstand. Enerzijds beschimpt ze de inmiddels commercieel of apathisch geworden mainstream omgangsvorm met kunst, en wil ze terug naar het artistieke als heldendaad, naar existentieel worstelen via de verbeelding op leven en dood, kortom naar het romantische ideaal van de eenzame kunstenaar als lijdende held. Anderzijds profileert ze zich in alles als het cliché van de zelfverklaarde avant-gardist. Met opgestoken middelvinger, blote kont, scabreuze taal, misselijkmakende zelfkastijding en vooral veel kabaal, belichaamt ze precies dat wat de 21ste eeuw van haar zogenaamde ‘helden’ verlangt: dat ze extravagant zijn, luid zijn, tegendraads zijn – de personificatie van een morele transgressie die in principe iedereen kan begaan, maar weinigen durven vertolken.

Anders gezegd onderscheidt Liddell zich nauwelijks van de inhoudsloze Instagrammers met miljoenen volgers, waar zij logischerwijs geen goed woord voor over heeft. Iemand die elke vorm van raffinement schuwt omdat het elitair (oh help!) zou kunnen aanvoelen, tegen zoveel mogelijk schenen stampt en zich bij voorkeur obsceen uitdrukt, om toch maar te tonen dat ze niet is zoals alle anderen. Is de paradox niet juist dat net dat verlangen haar tot dezelfde categorie aandachtsgeile praatjesmakers zonder wezenlijke significantie veroordeelt?

In theorie zou ‘Liebestod’ ideeën van filosoof Emil Cioran, levenswandel van torero Juan Belmonte en muziek van Richard Wagner verbinden in wat een zoektocht is naar ‘tragische schoonheid’, ‘een poging om rechtstreeks met het sacrale te communiceren’.  Dure woorden zijn het, waar verschillende recensenten nog erudiete hymnes aan hebben toegevoegd. Wie het gevoel, het basale mens-zijn, de notie cultuur vanuit het diepste zelf laat spreken, voelt echter uitsluitend weerzin bij Liddells twee uur durende weeklacht vol verbale schunnigheden en haar doelbewust afzweren van de noblesse die de mens in staat stelt tot transcendentie. ‘Liebestod’ is, op zijn best, primitieve biologie – theater die naam onwaardig. En, even terzijde: hoeveel keer hebben Wagner en co zich omgedraaid in hun graf?

Gezien in NTGent op 17/10/2021.
Copyright foto: Christophe Raynaud de Lage

Related Images: