Kunst verdord als idee: wat als Queequeg een belangrijke stem heeft die geen publiek beroeren kan?

Kunst verdord als idee: wat als Queequeg een belangrijke stem heeft die geen publiek beroeren kan?

LOD / Gorges Ocloo, Dominique Pauwels & Ben Okri, ‘Moby Dick – At last Queequeg speaks’ 2 out of 5 stars

Een foto van een aangespoeld meisje, verongelukt tijdens haar oversteek richting Europa: het is een schijnbaar willekeurig beeld dat voor Gorges Ocloo niettemin aanleiding vormde tot het maken van een bewerking van ‘Moby Dick’. Ocloo, nauwelijks halverwege de dertig en nu al een rijzende ster binnen het Vlaamse podiumlandschap, moet gedacht hebben dat het meisje, net als kapitein Ahab uit Herman Melville’s wereldberoemde boek, niets anders meer kon dan een idee najagen, op gevaar van eigen en andermans leven.

Net zoals de bemanning van de Pequod er voor Ahab niet werkelijk toe doet, zo sluit Europa haar grenzen en haar ogen voor wie binnen of net buiten haar territoriale wateren strandt in de zoektocht naar een menswaardig bestaan. Het pijnlijke idee-fixe dat hier speelt, is de illusie van het kwade: het onbekende dat niet te temmen valt, jaagt schrik aan. Als een geslepen politicus buit de kapitein die schrik uit, meer nog: hij cultiveert haar met woord en daad. Wie kan zich dan nog permitteren de vraag te stellen of de gedemoniseerde walvis effectief het kwade in zich draagt? Is de ware terreur immers niet het verlangen naar macht en moord dat in Ahab wakker geworden is?

In Melville’s boek is harpoenier Queequeg een rariteit van vreemde origine. Booker Prize-winnaar Ben Okri, die zich op vraag van Ocloo engageerde voor een adaptatie, laat precies deze stem, die nooit het recht kon opeisen te mogen spreken, eindelijk weerklinken. Waar Ahab na het vermoedelijke stranden van zijn Pequod alleen maar kan blijven vasthouden aan zijn starre weerzin voor de witte walvis omdat hij nooit een ander idee heeft kunnen omarmen, bevrijdt Queequeg hem als het ware van zijn oogkleppen. Nogal pedant legt Okri haar uiteindelijk de vraag in de mond hoe het komt dat wij onze leiders, ook (en vooral!) als zij een koers varen die op vlak van migratie en ecologie simpelweg moorddadig is, niet tegenhouden.

Juist, het is tijd om de wetmatigheden van deze era te herdefiniëren. De vastgeroeste Ahab, exemplaar voor de gevestigde orde, zal de verandering nooit katalyseren, net omdat ‘meer van hetzelfde’ het axioma is waarop zijn doen en laten gebaseerd is. Onze collectieve redding situeert zich voor Okri in ‘het andere’, dat hij binnen zijn kunst als radicaal anders presenteert. Zo staat tegenover een tandeloze brallende Josse De Pauw sopraan Nobulumko Mngxekeza-Nziramasanga, die af en toe in het Xhosa intervenieert, tot grote frustratie van de xenofobe kapitein. Ocloo laat De Pauw binnen een en hetzelfde spectrum zalven en tieren, terwijl Mngxekeza-Nziramasanga zich uitleeft in talloze registers. Niet alleen taalkundig, ook muzikaal: hedendaags-klassieke sonoriteit staat naast jazzy en zelfs popachtige korte intermezzi.

Ahab dus als verpersoonlijking van intellectuele claustrofobie, Queequeg als beeld voor de verbeelding, de vrijheid van denken, de mildheid en de goedheid. Interessant is deze tweedeling zeker, maar in zijn libretto maakt Okri van dit contrast helaas een extreem, waardoor het duo aan invoelbaarheid moet inboeten. Het scènebeeld van Ocloo, die de setting niet wil herleiden tot een welomschreven locus, nodigt het publiek al evenmin uit. Het is meer een mentale dan een fysieke ruimte, met tribale sculpturen die ineens als een fluorescerende kaart van het onderbewuste oplichten. Hier geldt evenzeer dat Ocloo inzet op concept, en niet op directe emotionaliteit. De muziek van componist Dominique Pauwels en gitarist Toon Callier, die overigens grandioos uitvoert, situeert zich helaas in hetzelfde vaarwater. Het eclecticisme is zowel demonstratief voor de theatrale handeling als illustratief voor Queequegs vermogen zich met de natuur als met de medemens te vereenzelvigen, waarbij het opzet in haar cerebrale kiem gesmoord wordt.

Visueel niet esthetisch, taalkundig amper teder, muzikaal nauwelijks fijnbesnaard, plotmatig verdord: het lijkt erop dat dit muziektheater niet bedoeld is voor ontroering. Quid? Veelbetekenend is dat het gemoed welgeteld één keer opflakkert, en wel tijdens de passage van het legendarische ‘Va, pensiero’. Verdi wist wat men vandaag vergeten lijkt: als kunst de eerste steen wil leggen voor een nieuwe wereld, dan moet ze hoofd en hart beroeren.

Gehoord & gezien op Bijloke Wonderland op 28/08/2021.
Copyright foto: Kurt Van der Elst

Related Images: