Franse adonis ontmoet Hongaars talent

Franse adonis ontmoet Hongaars talent

Antonín Dvořák & Bohuslav Martinů, ‘Cello concertos’ 3 out of 5 stars

Bohuslav Martinů was amper veertien jaar toen Antonín Dvořák stief. Hoewel ze beiden hun compositorische voetafdruk in een andere eeuw hebben achtergelaten, liggen hun composities dichter bijeen dan menig leek zou vermoeden. Allebei lieten ze hun geliefde vaderland op gegeven moment achter en staken ze de Atlantische Oceaan over. Voor Dvořák omdat hij er kansen zag die hij niet kon laten liggen, bij Martinů omdat het Europese klimaat voor de kunsten in de periode dat de Tweede Wereldoorlog uitbrak niet langer gunstig was. De twee componisten stierven evenwel op Europese bodem, zonder dat hun verblijf in Amerika een mislukking kan of mag genoemd worden. Ze hadden de afstand tot het oude continent immers nodig om er hun liefde voor te kunnen verklanken.

Zit het verschil in de gelijkenis?

Ook tussen de twee hier verzamelde celloconcerti bestaat er meer overeenkomst dan je zou vermoeden. Als Dvořáks tweede concerto eigenlijk klinkt als een symfonie met prominente cellopartij, dan kan hetzelfde gezegd worden van Martinů’s eerste grote partituur voor dezelfde bezetting. Bij laatstgenoemde is de teneur nochtans meer opgevat in de klassieke, solistische zin van het woord, met een antagonistische verhouding tussen cellist en orkest.

Een orkest uit de Europese subtop

In laatstgenoemd concerto moet de dirigent een belangrijke, bemiddelende rol spelen. Die functie vervult aanstormend talent Gergely Madaras met verve. Hij heeft duidelijk nagedacht over welke klankbakens hij binnen Martinů’s wispelturige orkestpartijen wil verzetten, maar gezegd moet dat het Orchestre Philharmonique Royal de Liège (OPRL) niet altijd voldoende identiteit tegenover de hartstochtelijke, geaffecteerde vertolking van Victor Julien-Laferrière kan plaatsen.

Misschien heeft het met de ontstaansgeschiedenis van Martinů’s eerste celloconcerto te maken. (Het werd een partituur die hij een aantal keer herzag, vooraleer tot een definitieve versie te komen.) Hierdoor lijken bepaalde uitvoerders zich wat te rationeel tot het werk te verhouden. Dat gevaar loopt de pas dertig geworden Julien-Laferrière alleszins niet, want elke noot die hij uit zijn instrument haalt, ademt emotie.

Die emotie etaleert hij etaleert hij in Dvořáks concerto grandioos, zij het zonder het orkest in de weg te zitten, dat door Madaras overigens richting een verfijnde en doorzichtige uitvoering wordt gestuwd. Vrij van pathetiek of bombarie. Op het kookpunt van de verschillende bewegingen mist het OPRL net dat tikkeltje grandeur, maar overwegend is Dvořáks opus 104 een vakkundig gemusiceerd en tegelijk persoonlijk ingevuld avontuur, waarin ook voor het geoefende oor nog fijne details oplichten, vooral dan in de door Madaras delicaat behandelde houtblazers.

Het is echter Martinů’s eerste concerto dat de verwachtingen niet weet in te lossen. Aan de winnaar van de allereerste editie van de Koningin Elisabethwedstrijd voor Cello is dat niet gelegen, wel aan een OPRL dat finesse en misschien virtuositeit mist om zich vrij en voldoende expressief binnen de complexe partituur te bewegen.

Related Images: