Een ceremonie van en voor de extase: Waregem viert met een meesterlijk muzikaal essay

Mathias Coppens, Sam Desmet, Steven Vanhauwaert, Benjamin Haemhouts & Casco Phil, ‘Coming home’ 
Dit jaar blaast Waregem, in de hoedanigheid van stad, 25 kaarsjes uit. Diverse stedelijke instellingen zetten dat jubileum in de verf. Zo nodigt cultuurcentrum De Schakel voor de gelegenheid drie muzikanten uit die de lokale muziekacademie al lang zijn ontgroeid en inmiddels de grote plas hebben overgestoken. Pianist en componist Mathias Coppens studeerde filmmuziek aan de prestigieuze USC en noemt op vandaag zowel Antwerpen als Los Angeles zijn thuishaven. Ook Steven Vanhauwaert weet zich thuis in Los Angeles, van waaruit hij geregeld op tournee gaat. En gitarist Sam Desmet resideert en doceert op zijn beurt in de Amerikaanse staat Florida. Geen wonder dat deze drie musici gelijktijdig terughalen naar Waregem het culturele kroonstuk vormt op de festiviteiten rond 25 jaar stad.
CC De Schakel vatte het zogenaamde ‘Coming home’-concert groots op. De drie musici mochten immers elk een concerto vertolken. En alsof dat nog geen avondvullend programma opleverde, kregen ook Casco Phil en haar chefdirigent Benjamin Haemhouts de vraag werk naar keuze te programmeren. De resultante was een bovengemiddeld gevulde concertavond, zij het voldoende gevarieerd opgevat. Het openingsdeel uit Haydns 43e symfonie vormde daarbij geen onlogische opmaat. Vernoemd naar Mercurius, de Romeinse god van onder meer reizigers, past deze partituur filosofisch mooi binnen het homecoming-concept. Anders dan het leeuwendeel van de hedendaagse ensembles, die de effectrijke houten en kopers emanciperen ten aanzien van het uitgebreide strijkersapparaat, benaderde Haemhouts deze partituur vanuit zijn lyrische grondstroom.
Vervolgens een wereldpremière, jawel. De in 1974 overleden Jean Absil zag noch hoorde zijn gitaarconcerto ooit gerealiseerd worden, kortom nu pas tekende Sam Desmet voor de primeur. Dat het opus 155 lang in een lade stof heeft vergaard, heeft allicht te maken met de rapsodische inslag. De solopartij is een virtuoos amalgaam met eclectische insteek, de orkestratie zapt van harmonische consonantie naar kubistisch expressionisme en weer terug. Heel anders klonk uiteraard Prokofievs eerste symfonie, met als bijnaam ‘De Klassieke’. De componist entte dit opus 25 expliciet op Haydn en Mozart. In de courante uitvoeringspraktijk zoeken dirigenten een evenwicht tussen moderne pastiche en classicistische lichtheid. Haemhouts zocht evenwel nauwelijks idiomatische frictie op, door de frivolteiten breed uit te meten.
Met Mozarts 23e pianoconcerto stond vervolgens wederom een publiekslieveling op de affiche. Pianist Steven Vanhauwaert tekende voor een zeer technische lezing, waarbij het met bovengemiddeld gebruik van het pedaal een welomlijnd klankbeeld realiseerde. Met hem aan het klavier geen halfslachtige keuzes, zoals zijn afgemeten cadens in de eerste beweging illustreerde. In het langzame deel liet Casco Phil het publiek verstillen dankzij haar uitstekende houtblazerssectie, waarna solist en orkest een bekoorlijk slot breidden aan dit zoveelste meesterwerk uit Mozarts oeuvre.
Op extase was het tot dan toe wachten geweest. Mathias Coppens, die de stad Waregem de wereldpremière van een door hem gecomponeerd pianoconcerto cadeau deed, beloofde daar verandering in te brengen. Het vijfdelige ‘One Truth in the Way of Ecstasy’ is een meditatie op extase in uiteenlopende hoedanigheden. De eerste beweging, waarin de componist de specifieke toestand van geestesvervoering onderzoekt in relatie tot liefde, ontstaat uit de schoot van een hypnotiserende motief dat zich doorheen de vijf delen zal manifesteren, hoe divers de bewegingen en gemoedstoestanden ook zijn. In wat zich tot een zenuwslopende pianosolo ontbolstert, kenschetst Coppens de extase als een lyrisch beginsel dat tot maniakale neurose kan verworden. De extase voedt zichzelf, los van het voorwerp van adoratie.
Pas in de tweede beweging, waarin extase zich kenbaar maakt als spiritueel of religieus gegeven, grijpt de componist-pianist terug naar de etymologie van het concerto als genre. Verscheurd tussen de dwang van het eigen gevoelswezen en het dogmatische van een transcendent orgaan, is hier inderdaad sprake van ‘concertare’ in haar oorspronkelijke betekenis. Het klavier botst doch harmonieert ook met het strijkorkest, dat zich uitleeft met een spectrum aan atypische technieken.
Met het grensverleggende ‘Minerals’ bewees Coppens vorig jaar al dat het genre ‘klassieke muziek’ te nauw geworden is voor zijn artistieke praktijk. Ook nu weer synthetiseert zijn orkesttaal een paar eeuwen muziekgeschiedenis, waarbij het publiek alleen al de dwang van een Stravinsky gekoppeld ziet aan pakweg een tango van Piazzolla. Coppens spreekt echter niet bij monde van andere componisten. Hij ontleent zijn muzikale grammatica aan illustere voorgangers, om tot een onmiskenbaar eigen dialect te komen – zoals alle grote componisten trouwens.
Deze teneur zet zich verder in het derde deel, waarin Coppens reflecteert over extatische rouw. In dit centrale deel schuurt de partituur tegen de grenzen van de uitvoerbaarheid aan, wat simpelweg voortvloeit uit dat wat Coppens tot uitdrukking probeert te brengen: een lijden dat zo intens en zo groot wordt, dat het alleen maar kan oplossen door op te gaan in het kosmische – verklankt met ijle, schriele noten die door merg en been gaan.
Vervolgens is extase als tribaal ritueel aan de beurt. Dat het strijkorkest werd aangevuld met kleurrijk percussie, bleek in het tweede deel al geen gimmick, doch in deze beweging voeren onweerstaanbare ritmes de boventoon. De teneur ontworstelt zich aan existentiële pijnen, en brengt finaal de bevrijding van aardse beslommeringen in zicht. Nergens wordt extase zo fysiek als in een onweerstaanbare dans, met bonkende percussie die herinnert aan de meest primitieve aller pulsen: de hartslag.
De onweerstaanbare apotheose van Coppens’ muzikale essay over de extase en haar multipele verschijningsvormen, is niets minder dan een regelrechte trance, een ceremonie van en voor de verrukking. Zoals alle grote kunst overstijgt Coppens’ concertant toondicht haar specifieke thema. Via zijn thematische exploratie van de extase brengt de componist namelijk niets minder dan het panorama van de menselijke natuur in kaart. Als gesofisticeerd bewustzijn en tomeloos gevoel homo sapiens definiëren, dan is ‘One Truth in the Way of Ecstasy’ een portret van de mensheid. Waregem had zich met deze partituur geen waardiger geschenk kunnen dromen…

Gehoord in CC De Schakel (Waregem) op 15/6/2025. Copyright foto: Jeffrey Vanhoutte