Volmaakt in zijn onvoltooidheid: Bruckners negende als delicate klankkathedraal

Volmaakt in zijn onvoltooidheid: Bruckners negende als delicate klankkathedraal

Jakub Hrůša & Bamberger Symphoniker, Sint-Baafskathedraal Gent 4 out of 5 stars

Het is en blijft een terugkerende traditie binnen het Gent Festival van Vlaanderen: ieder jaar huisvest de Sint-Baafskathedraal een internationaal toporkest voor welgeteld één concertavond. Wie de onvergetelijke passage van de Wiener Philharmoniker onder leiding van Herbert Blomstedt, meteen het hoogtepunt van de vorige editie van het festival, wou doen vergeten, moest uiteraard van goeden huize zijn. Kon de Bamberger Symphoniker, een orkest dat zich tijdens het anderhalf decennium waarin Jonathan Nott aan het roer stond opwerkte tot een van de meest vooraanstaande ensembles voor wat het hoog-romantische repertoire betreft, de Weense concurrentie evenaren? Niet helemaal, wat evenwel niet wegneemt dat ook dit concert er een was om te blijven heugen.

Best verassend was de bekendmaking dat Jakub Hrůša enkele jaren geleden de fakkel als chef van de Bamberger Symphoniker overnam van Nott. Daarmee leek het orkest een betrekkelijk minder ervaren dirigent binnen te halen, hoewel Hrůša’s achtergrond als Tsjech harmonieert met de ontstaansgeschiedenis van de Bamberger. Dat was na de Tweede Wereldoorlog immers een reïncarnatie van het Duits Philharmonisch Orkest gehuisvest in Praag, dat na het einde van het nazibewind uiteraard snel werd ontbonden. Hrůša’s aanstelling, volgend op zijn positie als chef bij het Prague Philharmonia, was wat dat betreft geen historische breuk, en stilistisch had de op dat moment nog erg jonge dirigent zich al kunnen profileren met repertoire uit het tweede deel van de 19e eeuw.

Zelfs voor specialisten in dit tijdsgewricht is het symfonische oeuvre van Anton Bruckner echter niet altijd evident. Uit de schijnbaar losmazig naast elkaar geplaatste kapittels en atmosferen een sluitend geheel construeren, vergt immers zowel doortastende visie als het vermogen de muziek naturel te benaderen en organiseren. Ontegensprekelijk beschikt Hrůša over deze kwaliteiten, hetgeen hij niet alleen live bewees. Vorig jaar verscheen bij Accentus nog een buitengewoon interessante vierdelige cd-opname waarin dirigent en orkest Bruckners vierde symfonie onder de loep nemen in maar liefst drie integrale versies, met als extra’s nog enkele fragmenten uit tussentijds ontstane schetsen. Dit format ontsluit voor de luisteraar het organische proces van stelselmatig bijschaven, een elementair onderdeel van Bruckners metier als componist en dus een inzichtelijk artefact dat ’s mans ijver zowel als diens eeuwige twijfel aanschouwelijk maakt.

In het verlengde hiervan verschijnt volgende maand bij Deutsche Grammophon het ‘Symphonisches Präludium’ van dezelfde componist. Dat Hrůša voor dit prestigieuze label werk van Bruckner mag opnemen, is geen toeval. Live gaf de dirigent immers blijk van een buitengewone affiniteit met de afgemeten en ostentatief geordende schriftuur van de componist. De drie bewegingen van de negende symfonie ontvouwden zich bij Hrůša spontaan vanuit hun rijke melodische materiaal, eerder evoluerend richting esthetisch raffinement dan afstevenend op het bombarie van sacrale kopers ingebed in een warm bad van strijkers. Geen clichés kortom in deze ongewoon persoonlijke lezing! Integendeel spelenderwijs lichtheid in het frisse scherzo, geflankeerd door eerlijke, doorwrochte doch bovenal menselijke melancholie in het slotdeel, dat zich niet in het stereotiepe tragische register als ultiem zwanenzang liet vangen of begrijpen. Hrůša laat de biografie rondom deze kathedraal van klank (Bruckner als gefnuikt genie?) links liggen, om vanuit een intrinsieke nieuwsgierigheid naar het pendelen tussen klaarte en donkerte in deze partituur te duiken.

Tot slot luisterde het publiek niet alleen naar het orkest en het orkest niet alleen naar haar chef, maar de dirigent ook naar de akoestiek. Bruckners repertoire dreigt een ondoorzichtige brij of een wollige bedoening te worden wanneer de uitvoering zich niet aanpast aan de architectuur van de Sint-Baafskathedraal, maar Hrůša’s fijnbesnaarde aanpak leek zich juist ultrabewust van zowel de valkuilen als de opportuniteiten van de locatie. Bijgevolg stond de opvoering er als, jawel…een kathedraal. Anders ging het helaas in de symfonische opmaat, gevormd door Ligeti’s broze ‘Lontano’. Door ergerlijk geroezemoes achterin (afkomstig van geluids- of videotechnici?) kon deze meditatieve studie naar de diversiteit van het orkestapparaat zich niet ontwikkelen. Noem het een onvolmaakte prelude bij een volmaakte onvoltooide. Ja, daar valt heus mee te leven!

Gehoord tijdens het Gent Festival van Vlaanderen op 22/09/2022.
Copyright foto: Andreas Herzau

Related Images: