Tijdloze nagelaten geschriften

Tijdloze nagelaten geschriften

Willem Frederik Hermans, ‘Ongebundeld werk 1934-1952’ 4 out of 5 stars

Het blijft uitkijken naar elk nieuw deel van de ‘Volledige Werken’ van Willem Frederik Hermans dat verschijnt. Als deel twintig – er zijn in totaal vierentwintig verzamelbanden voorzien – is er nu ‘Ongebundeld werk 1934-1952’.

Het is algemeen geweten dat Hermans voortdurend aan zijn teksten sleutelde. Bij elke herdruk van een boek controleerde hij nagenoeg elke zin op eventuele fouten, punten en komma’s. Hij vond zichzelf slordig en beschouwde, fanatiek als hij was in dit soort zaken, een eerste druk als een doos van Pandora vol drukfouten. Om die reden hebben de samenstellers van zijn verzameld werk gebruikgemaakt van de door hem laatst geautoriseerde versie van zijn geschriften.

De delen van ‘Ongebundeld werk 1934-1952’ bevatten hoofdzakelijk publicaties in dag- en weekbladen, plus niet-zelfstandige uitgaven die de schrijver heeft opgenomen in zijn boekuitgaven. Het eerste deel bevat alvast de allereerste teksten die ooit uit zijn pen zijn gevloeid. Bijvoorbeeld het opstel ‘Midwinterblazen’, in 1934 verschenen in de schoolkrant ‘Suum Cuique’ (Latijn voor ‘Ieder het zijne’). Het prille debuut van de belangrijke schrijver in spe wiens jeugdwerk al zijn fascinatie voor het cultuurpessimisme van Oswald Spengler illustreert. Zijn daadwerkelijke debuut daarentegen dateert van mei 1940: een kort verhaal in het ‘Algemeen Handelsblad’. Het zal echter duren tot na de Tweede Wereldoorlog alvorens Hermans als publicist aan zijn trekken komt met bijdragen in verschillende periodieken.

Zijn literaire kritieken kan hij kwijt in ‘Vrij Nederland’ en ‘Literair Paspoort’. Voor zijn essays en creatief proza staan de kolommen van ‘Criterium’ voor hem open, terwijl het snel ter ziele gegane tijdschrift ‘Baanbreker’ zijn beschouwende stukken afdrukt. Het is uitgerekend in het laatstgenoemde blad dat hij zich voor het eerst als polemist ontpopt. Aanleiding hiertoe is een vernietigende recensie van criticus A. Marja over ‘De man voor het venster’ van Maurice Gilliams, die hij ‘een azijnpisser’ noemt. W.F. Hermans, die het enigszins voor de Vlaamse schrijver opneemt, is niet mals voor Marja. Hij zet hem weg als een wassen pop die te dicht bij een kachel heeft gestaan. Het zijn de eerste schreden van de gevreesde polemist die hij later worden zal met ‘Mandarijnen op zwavelzuur’ als zijn absolute hoogtepunt.

Wat dit deel voor de literatuurliefhebber zo interessant maakt, is de manier waarop Hermans in een heldere stijl en een met argumenten onderbouwde kritiek het oeuvre van grote namen in de literatuur – van Ferdinand Bordewijk, Louis Couperus over Louis-Ferdinand Céline tot William Faulkner en anderen – tegen het licht houdt. Zelfs Vlaamse auteurs als Johan Daisne, Felix Timmermans en Gerard Walschap, die hij een uitzonderlijke figuur in de moderne Nederlandse letteren noemt, ontsnappen niet aan zijn aandacht.

Even verdienstelijk zijn enkele bijdragen over plastische kunsten, waarbij zijn bewondering voor René Magritte in het oog springt. Hij prijst vooral zijn paradijsachtig coloriet en schat na een bezoek aan het Stedelijk Museum in Amsterdam Corneille hoger in dan Karel Appel.

Wie ‘Ongebundeld werk 1934-1952′ heeft uitgelezen, valt zonder meer voor de informatieve waarde van Hermans’ teksten, die allerminst een achterhaalde indruk nalaten. Mocht Hermans deze uitgave onder ogen krijgen, hij zou zich ten zeerste gevleid voelen.

Ongebundeld werk 1934-1952 Book Cover
Ongebundeld werk 1934-1952 De Bezige Bij 1000 p.

Related Images: